De Jonge: Euthanasie kan nooit gepaard gaan met dwang
Dwang toepassen bij euthanasie is hoe dan ook in strijd met de regels voor een zorgvuldige uitvoeringspraktijk. Dat stelt VWS-minister Hugo de Jonge in reactie op vragen van SGP-Eerste Kamerlid Van Dijk.
Van Dijk kaartte de kwestie in januari aan, bij het behandelen van de Wet zorg en dwang (Wzd). Deze wet staat het verlenen van onvrijwillige zorg door artsen toe, maar slechts onder strenge voorwaarden en alleen als uiterste redmiddel, bijvoorbeeld voor het afwenden van letsel of uit oogpunt van veiligheid.
In het debat over de wet vroeg de SGP’er De Jonge te reageren op het standpunt dat euthanasie met dwangmiddelen, ook in het licht van de Wzd, hoe dan ook onzorgvuldig is. De Jonge vroeg daarop tijd voor nader beraad, maar liet Van Dijk dinsdag weten het met diens stellingname eens te zijn.
Overigens speelt de Wzd bij dit alles geen rol, aldus de minister; euthanasie is geen zorg in de zin van de Wet zorg en dwang, maar een vorm van bijzonder medisch handelen die geheel onder de euthanasiewet valt. Uit deze wet vloeit volgens De Jonge voort dat het vasthouden of fixeren van de patiënt, voorafgaand aan de euthanasie met als doel om te voorkomen dat de patiënt zich zal verzetten, geen onderdeel mag zijn van de uitvoering van euthanasie.
Recent kwam ook het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag tot deze conclusie. Daarbij werd een arts die euthanasie toepaste bij een diepdementerende patiënte door de tuchtraad berispt. De arts besloot geen moeite meer te doen om met deze patiënte in contact te komen over haar voornemen tot levensbeëindiging, met als argument dat zij dat toch niet meer zou begrijpen. Onzorgvuldig, stelde de tuchtrechter vast.
Om de vrouw rustig te houden, diende deze arts voorafgaand aan de dodelijke injectie ook een slaapmiddel toe. In zijn reactie op Van Dijk stelt De Jonge dat de euthanasierichtlijn van artsen hiervoor ruimte biedt, maar dat de toelaatbaarheid van een ander steeds afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval. Zo moet de arts kunnen verduidelijken met welk doel hij de patiënt in een staat van verlaagd bewustzijn bracht.
De toetsingscommissies voor euthanasie spraken onlangs af meldingen van euthanasie bij dementie nooit alleen schriftelijk af te doen. De meldende arts wordt standaard gevraagd zijn handelwijze te komen toelichten. Daarbij, zo schrijft De Jonge, komt ook het eventuele gebruik van premedicatie aan bod.
Over de vraag hoe artsen zich moeten opstellen als een dementerende patiënt kort voor de uitvoering van de euthanasie afwerende gebaren maakt, zegt De Jonge zich nog niet te kunnen uitlaten. Deze vraag speelt een rol in de zoëven genoemde tuchtzaak, maar de arts in kwestie is tegen de uitspraak van de tuchtraad in hoger beroep gegaan. Tot die tijd onthoudt de minister zich van een oordeel. Wel gaat hij over de duiding van dergelijke gebaren in gesprek met de toetsingscommissies en met artsenorganisatie KNMG.