Van der Snel was op Lombok tijdens beving: „We dankten God voor Zijn bewaring”
Gert-Wim van der Snel (58) uit het Gelderse Oene was met zijn vrouw en drie dochters op vakantie op Lombok. De aardbevingen van zondag maakten een abrupt einde aan hun verblijf op het Indonesische eiland.
„Ter gelegenheid van ons 25-jarige huwelijksjubileum brachten we een bezoek aan Maleisië. Mijn vrouw komt daar vandaan. Ik heb haar 26 jaar geleden tijdens een zakenreis ontmoet. Nu wilden we weer eens terug om dat te vieren. Na een tiendaags familiebezoek gingen we voor een weekje vakantie naar Lombok.
We verbleven in een vakantiewoning in het dorp Senggigi, aan de westkust. De dag van de aardbeving hebben we echt als rustdag ingevuld. ’s Morgens luisterden we via mijn telefoon naar een preek. Aan het eind van de middag gingen we naar het strand om de zonsondergang te bekijken. De rest van de avond bleven we daar.
Om 19.50 uur klonk er gerommel vanuit de bergen. Kort daarna begon de aarde te beven. Alles schudde en schokte. De bomen, het zand, de huizen, alles ging heen en weer. Je kon niet meer op je benen staan, vergelijkbaar met heftige turbulentie in een vliegtuig.
Na een paar minuten waren de ergste bevingen voorbij. Strandgangers renden in paniek alle kanten op. Wij, nuchtere Veluwenaren, bleven op de grond zitten en overlegden met Australische toeristen die naast ons zaten over wat wijsheid was. Terug gaan naar het vakantiehuisje leek ons te gevaarlijk. We wisten ook niet of het nog overeind stond.
Al snel werd er een tsunamiwaarschuwing afgegeven, dus liepen we naar hoger gelegen gebieden. Na een kwartier zijn we op straat gaan zitten, hebben onze handen gevouwen en dankten God voor Zijn bewaring.
De tsunamiwaarschuwing werd na anderhalf uur ingetrokken. We besloten terug te lopen naar ons vakantieadres. Het was aardedonker, want de stroom was uitgevallen. Onderweg kwamen we langs een café waar licht brandde. Daar zijn we gaan zitten. En toen kwam de tweede aardbeving. Die was nog zwaarder dan de eerste. Ondanks dat de grond nog beefde, zijn we rond één uur ’s nachts verder gelopen. Ik wilde per se onze paspoorten hebben, zodat we zo snel mogelijk van het eiland zouden kunnen.
Verschillende plafondplaten waren in ons huisje naar beneden gekomen, ramen waren gebroken en overal lag puin. Als we tijdens de aardbeving in het huisje waren geweest, hadden we het waarschijnlijk niet overleefd. Toch gingen we naar binnen. Mijn vrouw en ik zochten de paspoorten, de oudste dochter pakte wat voedsel en de jongste twee pakten een stapel handdoeken: het betere teamwork.
Om één uur ’s nachts zijn we gaan slapen. Op een plein in het dorp, onder de blote hemel. Samen met zo’n zeventig andere dorpsbewoners. We hielden ons warm door tegen elkaar aan te liggen en de handdoeken als deken te gebruiken. Slapen lukte niet, want nog altijd trilde de grond. Pas toen we om 5.00 uur opstonden, waren de bevingen zo goed als voorbij.
Na de korte nacht liepen we weer naar onze vakantiewoning. Mijn vrouw en ik gingen naar binnen. Wij gooiden al onze bezittingen door het raam, onze dochters stonden buiten en vingen ze op. Toen onze koffers gepakt waren, hebben we in de tuin ontbeten, zittend op onze koffers. En we hebben God gevraagd of Hij onze Leidsman wilde zijn op de rest van de reis.
Liftend zijn we naar de luchthaven gegaan. Daar was het ontzettend druk. We probeerden onze vlucht om te boeken. Dat kon, maar we belandden wel op de 35e plaats van een wachtlijst. Blijkbaar kwamen er veel mensen niet opdagen, want we mochten toch mee. Zodoende zaten we maandag rond het middaguur al in een vliegtuig richting Kuala Lumpur. Zaterdag vliegen we terug naar Nederland.
Het gevoel dat nu overheerst is dankbaarheid. Omdat we nog in leven zijn en zo snel van het eiland af konden. Maar we voelen ons ook schuldig. De lokale bevolking, die zelfs tijdens de aardbeving heel behulpzaam en vriendelijk bleef, kan niet weg. Zij hebben geen huis in Nederland om naartoe te gaan. Dat geeft een nare bijsmaak.”