Doorbuffelen in zinderende hitte
Zinderend, heet het te zijn. Zinderend en heet of niet, veel buitenmensen buffelen door. „Zaterdag vakantie; dan ga ik twee weken kijken waar het nóg warmer is.”
Bouwvakker Jan is zo bruin dat zijn tatoeages nauwelijks meer te zien zijn. Hij glimt van top tot teen. „Zweten wil nu wel. Veel drinken maar. Ik vul mijn fles steeds bij. Gewoon met klaar water.”
Hij werkt er geen uur minder om. Wel langzamer? „Niet anders dan anders. We beginnen om zes uur. Na twaalven gaat het tempo altijd omlaag.”
Het Groene Woud, heet het nieuwbouwproject, randje Woudenberg. Voorlopig is alleen het onkruid er groen. Zand zindert in de zon. Een buizensjouwer kijkt alsof hem heel wat ergs wordt aangedaan nu hij buizen sjouwen moet.
Een paar straten verderop wordt zoiets als een doorzonwoning gebouwd. Meer ‘doorzon’ dan nu kan het niet worden: er staan alleen nog maar wat houten balken en stalen spanten overeind.
Timmerman Elco wil best even het laddertje afklimmen om te vertellen hoe zonnig het op de eerste verdieping is. Hoedje op en veel drinken, is het parool. „Water, maar er moet wel een smaakje aan zitten. Iets met oploslimonade of zo.” Vies gezicht: „Nee, geen prik nu.”
De werkdag strekt zich uit van zeven tot vier. Net als anders. „We pauzeren even iets langer. Je moet jezelf wel in acht nemen.”
Met zijn maat monteert hij topgevels. Zweterig? „In dit werk zweet je altijd.”
Warm hier, met weinig zuchtjes wind. „Ik kan er wel tegen. Maar ’s avonds ben ik helemaal kapot. Eh, dan ben ik het best wel zat.”
Het tempo ligt wel lager. „’s Morgens probeer je een klappertje te maken; later doe je minder.” Echt koel is de start ook niet. „De thermometer in de bus zei vanmorgen al dat het 21 graden was.” Op het heetst van de middag zijn het zo twaalf, dertien graadjes meer.
Deze vrijdag is voorlopig Elco’s laatste werkdag. „Drie weken bouwvak”; hij verheugt zich erop.
T-shirt aan
Onder de zomerzon is het rustig op straat. Een oude vrouw sjokt met een schepje achter haar hond aan, wachtend tot het beest in de hurkstand schiet.
Dennis vist net een groot pak sap uit zijn bus, die in de schaduw van een paar grote bomen staat weggestopt. Die schaduw ontbreekt op zijn werkplek: „We zijn de boel aan het dichtstraten.”
Eerder deze week ging de weg open, sleuf erin, kabel in de sleuf, zand erover. Nu moet het plaveisel op zijn plek. „We werken een uur of acht uur per dag; normaal wel langer.”
In de bus past veel drinken. „En af en toe moet je echt in de schaduw gaan staan. Dan wordt het even te heet.”
Bezweet haar piekt onder zijn petje vandaan. Bouwvakkers met bloot bovenlijf zijn er nu niet. „We houden ons t-shirt wel aan.” Al is het doordrenkt.
Vakantie? Dennis heeft geen vakantie. „Dit is een soort stage. Ik ga de hele zomer door.”