Recensie: Boek over orgels Alkmaar, Schermer en Graft-De Rijp
De stadsorganisten die de eeuwen door in Alkmaar werkten, improviseerden alles. Op orgel of carillon speelden ze een uiteenlopend repertoire: psalmen, gezangen, liedjes of het Wilhelmus. Maar niet de werken van Sweelinck of Bach. Bij hun sollicitatie hoefden ze dan ook geen verplichte literatuur te spelen. De commissie keek naar hun improvisatietalent, én beoordeelde welke kandidaat met zijn spel „de burgerije wel het meeste contentement [voldoening] soude geven.” Het spelen van literatuur kwam pas halverwege de 19e eeuw op. De eerste keer dat een orgelwerk van Bach in de Grote of Sint-Laurenskerk klonk was in 1854, toen J. G. Bastiaans de bekende Toccata en Fuga in d (BWV 565) uitvoerde.
Wat stadsorganist Michael Körnlein in 1798 deed was dus niet gek. Hij organiseerde op woensdag 4 april om 11.00 uur een concert in de Laurenskerk waarbij hij uitsluitend improviseerde. Wel bijzonder was dat hij dat twee dagen van tevoren uitgebreid aankondigde in de Alkmaarsche Courant. Hij ging improviseren over de vier jaargetijden. Te beginnen met militaire muziek, omdat de „beweegingen des Krijgsvolks” meestal in de lente voorvallen. De zomer beeldde hij uit met muziek over herders in het veld. De herfst werd gesymboliseerd door „Eene Jager-Parade.” Voor de winter had Körnlein „Alderhande vreemde Ball-Stukken” in gedachten. De organist gaf verder nog wat aanwijzingen. De deuren zouden om halfelf opengaan, er werd entree geheven („één Schelling Hollandsch”) en de bezoekers moesten gaan zitten. Verder nog een waarschuwing: als iemand zou denken waar al die vreemde geluiden toch vandaan kwamen, dan had dat te maken met een „buitengewoone combinatie en behandeling” van de „uitmuntende Registeren” van het orgel.
Dit soort dingen vertelt Frank van Wijk in het pas gepresenteerde boek ”Alkmaar orgelstad”. Van Wijk, organist van de Kapelkerk in Alkmaar, beschrijft historie, functie en gebruik van de orgels in de Noord-Hollandse stad. Uiteraard komt dan de Sint-Laurenskerk aan bod, waar zich het oudste nog bespeelbare orgel van Nederland bevindt –het koororgel van Jan van Covelens uit 1511– en waar ook het beroemde instrument van Van Hagerbeer en Schnitger hangt. Maar Van Wijk vertelt ook over de „verborgen schatten” van de Alkmaarse binnenstad: het pittoreske orgel van Pieter Müller in de lutherse kerk, het gereconstrueerde Strümphlerorgel in de remonstrantse kerk en het lieflijke orgeltje in de doopsgezinde kerk.
Sinds 2015 behoren ook Schermer en Graft-De Rijp bij de gemeente Alkmaar, waardoor de stad ineens in totaal 32 orgels telt. Al die orgels komen aan bod in korte beschrijvingen door Hans Steketee. Het boek bevat verder heel veel foto’s en interessante kaders over mensen zoals Bram Bruin en Cor Booy. En een aardige poging om uit te leggen hoe een orgel werkt.
Alkmaar orgelstad. Orgels in Alkmaar, Schermer en Graft-De Rijp, Hans Steketee, Frank van Wijk en Leen Spaans; uitg. Matrijs, Utrecht, 2018; ISBN 978 90 5345 536 4; 160 blz.; € 19,95.