Dominee ligt ziek te kooi, een emmer naast zich
De Noordzeevisserij is regelmatig in het nieuws. Maar hoe gaat het er nu eigenlijk aan toe op een kotter? Ds. G. van Zanden, gereformeerd predikant in Urk, verwisselt zijn ambtskleding deze week voor het werkgoed van een visserman. Hij vaart mee op de UK 189 en doet verslag van zijn belevenissen.
Terwijl de bemanning fier op het dek staat om de eerste vangsten te verwerken, lig ik benedendeks te kniezen in mijn kooi, onregelmatig heen en weer geslingerd door golven van een meter of drie hoog. Naast me staat een emmer. Draaierigheid in je hoofd. Een verbleekt gezicht. Een maag die aanvoelt als een baksteen die bungelt aan een touwtje. Het koude zweet dat je plotseling uitbreekt.
Je hebt vissermannen die al jarenlang wekelijks de zee opgaan, en elke maandag opnieuw last hebben van zeeziekte. Je hebt zeelui die het nooit gehad hebben en het nooit zullen krijgen. En je hebt dominees die zich afvragen waaraan ze begonnen zijn.
Na een slopende rit van 850 kilometer zijn we op maandagmiddag aangekomen in Hanstholm, een dorpje in het uiterste noorden van Denemarken.
Vanwege een sterke noordenwind duurde het uiteindelijk nog tot ver in de middag voordat we van wal staken. Veel wind betekent namelijk weinig vangst en hoge stookkosten. De prijs van een liter stookolie is van 20 naar 50 cent gegaan en ik heb me laten vertellen dat een kotter bij goed weer al meer dan 20.000 liter brandstof per week verbruikt. Laat de milieubeweging het maar niet horen.
Nu we eenmaal uitgevaren zijn en op volle zee zitten, is er van mijn aanvankelijke stoerheid niet zo veel meer over. De UK 189 wordt ruw heen en weer geslingerd door de golven. Terwijl de andere vijf mannen hier stevig op hun benen staan, is het bij mij als in Psalm 107:14:
Zij dansen, wagg’len, vallen,
gelijk een dronken man.
De wijsheid van hen allen,
hoe groot, bezwijkt ervan.
Wat helpt ertegen? De ene visserman raadt mij aan om droog brood eten. Een collega adviseert: Naar een punt aan de verre horizon staren. Weer een ander zegt: Rustig blijven, het gaat vanzelf over.
Het zal er wel op aankomen dat ook de tweede helft van Psalm 107:14 werkelijkheid wordt:
Doch toen zij in ’t gebed,
tot Isrels HEER’ zich wendden,
heeft hen Zijn arm gered
uit angsten en ellenden.