Spotlight: Die arme Elisabeth, en die oude schurk van een Musch
Weinig schrijvers debuteren met een vuistdikke historische roman die meteen wordt aangekondigd als het eerste deel van een trilogie. Maar Jean-Marc van Tol gaat groots van start met ”Musch”, waarin een jonge Johan de Witt centraal staat. In de vervolgdelen die gepland zijn, zullen we ongetwijfeld De Witts avonturen als raadspensionaris en zijn tragische dood gaan meemaken.
Het was een boekpresentatie zoals slechts weinigen ten deel valt. Met Connie Palmen en Adriaan van Dis in het voorprogramma, met klinkende toespraken van Herman Pleij, Luuc Kooijmans, Luc Panhuysen en Ineke Huysman, met een afgeladen volle zaal in het strenge slot Loevestein, waar ook op een mooie, warme avond in mei alle kaarsen in de kroonluchters branden. Schrijver Jean-Marc van Tol is dan ook niet de eerste de beste. Hij is de tekenaar van Fokke en Sukke, de strip die dagelijks in NRC Handelsblad verschijnt. Al bijna twintig jaar. Maar dat hij ook totaal andere dingen kan dan humor en actualiteit bij elkaar brengen, bewijst zijn dikke roman ”Musch”.
De titel verwijst naar Cornelis Musch, griffier van de Staten-Generaal en spilfiguur in het web van de zeventiende-eeuwse politiek. Lezers die zich het voorwerk van de Statenbijbel van 1637 nog voor de geest kunnen halen, kennen zijn naam. Zijn handtekening staat namelijk onder het ”priviligie” en de ”acte van authorisatie” van de Staten-Generaal: „Ter ordonnantie van de selve/ geteyckent/ Cornelis Musch.”
Vroom was Musch intussen niet bepaald. Al in zijn eigen tijd stond hij bekend als corrupt, en het grafschrift dat Vondel na zijn dood dichtte rekent dan ook venijnig met hem af: „Hier leit de Hofmusch nu en rot,/ Zij broeide slangen in haar pot;/ Lijcesters en Duc d’Albs gebroed:/ Zij scheet de vrijheid op de hoed, (…)/ Zij pikte, zonder schrik of schroom,/ De schoonste kerssen op den boom.”
Het is duidelijk dat een boek waarin Musch de hoofdrol speelt geen vrolijk of positief beeld geeft van de zeventiende-eeuwse politiek. Families die elkaar bevoordelen, hooggeplaatste figuren die hun best doen om vriendjes op cruciale posten neer te zetten, hoge omkoopsommen en dure diplomatieke geschenken, afpersing, machinaties achter de schermen, leugens en bedrog. En midden in die slangenkuil bevindt zich dan de jonge Johan de Witt, die eerlijk en oprecht wil zijn.
Het moet gezegd, Jean-Marc van Tol zet een prachtig, realistisch en historisch verantwoord beeld neer van het leven en de politiek in de zeventiende eeuw. Niet voor niets werkt hij als vrijwilliger aan de uitgave van de volledige briefwisseling van Johan de Witt bij het Huygens Instituut. Wie wekelijks oude handschriften ontcijfert en zich geduldig de taal van de briefschrijvers eigen maakt, leert als geen ander de omgangsvormen, de sfeer en kleur van hun tijd kennen.
Dat wordt zichtbaar in de manier waarop Van Tol over het leven in Dordrecht, in Den Haag en op Loevestein schrijft. Broers die elkaar met ”u” aanspreken, buigende heren die de hoed voor elkaar afnemen, knechten en meiden die het zware werk doen, eindeloze ritten te paard door een duister landschap of per koets door de straten van een stad, een veerman die roeiend de rivier moet oversteken met zijn passagiers.
Het verteltempo past zich trouwens bij dat reistempo aan. Dat is even wennen, in een tijd waarin ook verhalen steeds sneller gaan. Alsof je als lezer lijfelijk moet ervaren hoeveel uren het kost om van de ene plek naar de andere te komen, terwijl het gesprek –doorspekt met diplomatieke beleefdheden– voortkabbelt. Daardoor komt het boek voor je gevoel nogal traag op gang.
Maar langzamerhand ga je je thuis voelen in deze wereld, terwijl het verhaal spannender wordt. Je leeft mee met Johan de Witt als zijn vader plotseling gevangengenomen wordt –bij de staatsgreep van prins Willem II– en vastgezet op slot Loevestein. Of met die arme Elisabeth Cats, die als zeventienjarig meisje moet trouwen met die oude schurk van een Musch, omdat haar vader (de dichter Jacob Cats) zo veel schulden heeft.
Je zou bijna vergeten dat je een roman aan het lezen bent. Dat is ook het verraderlijke van een boek als dit: het weet de historische werkelijkheid dichterbij te brengen dan menige studie, terwijl er tegelijk wél sprake is van fictie. Dat Cornelis Musch zelfmoord pleegde, is bijvoorbeeld wel verondersteld, maar niet als hard feit de geschiedenis ingegaan. En dat vader Cats een oude sul was die graag zedenpreken-op-rijm schreef en intussen de kat in het donker kneep – dat wordt gelukkig aan het eind van het verhaal weer gerelativeerd. Maar natuurlijk zal een romanschrijver zulke dingen op zijn eigen manier invullen.
Intussen is het wél jammer dat je na lezing van dit boek heel goed beseft hoe belangrijk eer in deze samenleving is, en wat een grote rol het familienetwerk speelt, en hoe de prins en de regenten tegenover elkaar staan, en nog veel meer, maar niet hoe cruciaal godsdienst in deze tijd was.
Natuurlijk komen er wel predikanten langs – dominee Borstius bijvoorbeeld, met zijn preken tegen het lange haar, afgestoken tegen de hoofden vol weelderige lokken van de voltallige familie De Witt. Maar levensveranderend is het gereformeerde geloof niet. De kerk lijkt slechts onderdeel van het politieke bedrijf, terwijl er precies dezelfde machinaties een rol spelen als overal elders in de samenleving: prinsgezinde predikanten preken voor een gehoor van regenten hel en verdoemenis, zelfs tijdens een bruiloft.
Dat de corrupte Musch nergens in gelooft, hoeft niet te verwonderen, en dat hij zich bezighoudt met boerenbedrog in de vorm van waarzeggerij evenmin. Maar ook bij personages als prins Willem Frederik of Johan de Witt zelf lijkt het geloof toch wat aan de buitenkant te zitten. „We hebben ons te schikken naar het lot”, zegt Johan ergens, en dat is geen vreemde gedachte in zijn tijd – maar een gelovige kerkganger zou het wellicht anders zeggen.
Een roman als deze zou nog aan kracht winnen als de schrijver méér zou kunnen overbrengen van de geloofsbeleving (met bijbehorende emoties) van de zeventiende eeuw. De hoop is dus gevestigd op deel 2: ”Buat”.
”Musch”, Jean-Marc van Tol; uitg. Catullus, Soest; ISBN 978 94 924 0940 9; 512 blz.; € 29,95 (paperback € 24,95).