Belijden
David zegt hier: „Heere, ik heb U alles verteld en ik heb veel barmhartigheden en gunstige antwoorden van U ontvangen. Daarom bid ik U, Heere, of U mij nog meer wilt geven.”Immers, wie Hij liefheeft, die heeft Hij lief tot het einde toe. Waar Hij genade begint te geven, houdt Hij niet op totdat Hij Zijn kinderen met genade kroont. De goedheid van de mensen kan snel opdrogen, maar de goedheid van de Heere duurt in eeuwigheid.
De bozen willen noch durven hun wegen openbaren. Ze zijn als een oog dat beschadigd is, waarmee men het licht niet durft te zien. Zo durft het geweten van hem die kwaad doet de Heere niet aan te zien. Ja, zulke mensen doen alles om hun wegen voor God te verbergen. Aan hen verkondigt de profeet het wee. Hun vijgenbladeren kunnen hun zonden voor God niet bedekken. Want de Heere zal ieders werk in het gericht brengen.
Daarom is het beter dat wij onszelf bijtijds beoordelen en met David ons hart onderzoeken en onze wegen voor Hem openleggen. Opdat indien die wegen goed zijn, Hij ons door Zijn genade daarin zal versterken. En opdat als ze kwaad zijn, Hij ons daarvan zal afwenden. Laat ons onze zonden openlijk aan de Heere vertellen, opdat Hij Die barmhartig is ze om Christus’ wil zou vergeven.
Wilhelmus Couper, pred. te Perth (Schotland) (Al de werken, 1623)