Nederland tekent voor interventiemacht Macron
Nederland en zeven andere Europese landen hebben zich aangesloten bij het initiatief van de Franse president Macron voor een zogenoemde interventiemacht, om sneller te kunnen reageren op bedreigingen voor de Europese veiligheid. Het idee is dat de betrokken landen beter in staat zijn samen met militaire operaties mee te doen in bijvoorbeeld VN-, NAVO-, of EU-verband, bij een veiligheidscrisis buiten Europa of natuurrampen.
Naast Nederland en Frankrijk tekenden Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Portugal, Estland, België en Denemarken voor het ‘Europese Interventie Initiatief’ (EI2) tijdens een bijeenkomst van de EU-defensieministers in Luxemburg. Italië wacht nog af.
„Het gaat hier nadrukkelijk niet om een nieuwe Europese interventiemacht of een Europese structuur”, zei defensieminister Ank Bijleveld na de ondertekening. „Het doel is om te komen tot een meer gezamenlijke militaire strategische cultuur. Regelmatig overleg van deze landen over crisisscenario’s, inlichtingenuitwisseling en ontwikkeling van doctrines moeten hieraan bijdragen.”
NAVO-topman Jens Stoltenberg verwelkomde het initiatief, omdat het „de paraatheid van onze troepen kan versterken”. Volgens de Franse defensieminister Florence Parly zullen de strijdkrachten van de deelnemende landen „door uitwisseling en gezamenlijke oefeningen er klaar voor zijn om op crises te anticiperen en er snel op te reageren”.
Een eigen budget, zoals Macron in september voorstelde, zit er (vooralsnog) niet in. De Fransman is voorstander van een Europees leger, maar veel lidstaten zien dat niet zitten.
Bijleveld tekende samen met vijf ambtgenoten ook voor deelname aan een snel reactieteam dat kan worden ingeschakeld bij een cyberaanval. De landen zeggen in een intentieverklaring elkaar te zullen bijstaan. Het gaat naast Nederland om Litouwen, Estland, Kroatië, Spanje en Roemenië.
„Dit project wil de reactiecapaciteit van deelnemende landen bundelen en inzetten ter ondersteuning van EU-lidstaten ten tijde van cybercrises”, aldus de minister. „Op die manier moet het project bijdragen aan betere samenwerking op het gebied van cyberveiligheid tussen de lidstaten en daarmee aan een digitaal veiliger Europa.”