„Kerkplek PKN gebaat bij weinig regels”
Bij veel nieuwe missionaire „kerkplekken” van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) leven vragen over de noodzaak van bepaalde regels, over het lidmaatschap en over ouderlingen en diakenen. De betrokkenheid bij bestaande gemeenten is niet altijd zo goed als men zou willen.
Dat blijkt uit een woensdag verschenen onderzoek van de Protestantse Kerk naar de relatie tussen bestaande gemeenten en nieuwe vormen van kerk-zijn, zoals pioniersplekken en andere missionaire initiatieven.
Om mensen met het Evangelie te bereiken, gaf de Protestantse Kerk de afgelopen tien jaar ruimte aan nieuwe kerkplekken. Inmiddels zijn er ruim honderd protestantse pioniersplekken en leefgemeenschappen in Nederland.
Het bestuur (moderamen) van de generale synode gaf vorig jaar de opdracht om deze ontwikkeling verder te onderzoeken en te doordenken. Dat resulteerde in het rapport ”Over speelruimte en spanning”. De onderzoekers voerden dit voorjaar op 23 verschillende plaatsen in Nederland groepsgesprekken, waaraan in totaal 121 mensen deelnamen. Bijna 80 mensen vulden een online- vragenlijst in.
Concurrentie
Het „grootste winstpunt” van de verschillende kerkplekken is dat méér mensen de waarde van het christelijk geloof en de kerk ontdekken, aldus de onderzoekers. „Naar nieuwe kerkplekken komen veel mensen die nooit in een reguliere kerk zouden komen. Daarnaast raken bestaande gemeenten door nieuwe kerkplekken missionair geïnspireerd.”
Een kwart van de deelnemers aan het onderzoek vindt dat de huidige regels en organisatie van de kerk niet goed aansluiten bij nieuwe kerkplekken. Ook spelen er regelmatig gevoelens van concurrentie. „Met name jonge gezinnen trekken naar de missionaire gemeente, wij vergrijzen daardoor sneller”, merkte iemand op.
De nieuwe kerkplekken zijn geen „los zand”, concluderen de onderzoekers. Mensen trekken vaak intensief met elkaar op. Wel blijkt lidmaatschap verre van vanzelfsprekend. Van de respondenten denkt 56 procent dat kerk-zijn zonder lidmaatschap goed mogelijk is. Ook de koppeling tussen doop en lidmaatschap spreekt niet vanzelf. „Hier wordt in de praktijk verschillend mee omgegaan.”
Ouderlingen
Ruim zes op de tien betrokkenen vinden dat er bij de nieuwe kerkplekken geen ouderlingen en diakenen nodig zijn. Nog meer mensen (75 procent) vinden het niet noodzakelijk dat bij elke nieuwe kerkplek een predikant betrokken is. Ze zien volop ruimte voor niet-theologen om voor te gaan en de sacramenten –doop en heilig avondmaal– te bedienen. „Het ambt hoeft niet per se”, zo is vaak de gedachte. „Zolang er maar kwaliteit wordt geleverd en men weet wat men doet.”
Scholing wordt belangrijker gevonden dan ambtelijke inkadering. De meesten hechten er wel aan dat predikanten de niet-theologen goed begeleiden.
Bijna niemand vindt dat nieuwe kerkplekken zich helemaal moeten aanpassen aan de huidige organisatie. Onderling contact wordt belangrijk gevonden, maar tegelijk bestaat er angst dat nauwe verbondenheid met reguliere kerken het innovatieve karakter van nieuwe kerkplekken aantast. Ongeveer 85 procent van de respondenten ziet wel iets in een „regelarme zone” voor kerkplekken.
Aanbevelingen
De Protestantse Kerk in Nederland doet in het rapport een aantal aanbevelingen. Zo is er meer aandacht nodig voor training en supervisie voor niet-theologen die de rol van voorganger vervullen bij nieuwe kerkplekken. Ook moet de kerk zich bezinnen op het lidmaatschap en op het ambt in nieuwe kerkplekken. Verder verdient de vraag of er een „orde” voor nieuwe kerkplekken moet komen, volgens de Protestantse Kerk nadere uitwerking.