Hoogleraar Berger vreest heksenjacht op salafisten
Reuring over buitenlandse financiering van Nederlandse moskeeën mag wat Maurits Berger betreft niet leiden tot een heksenjacht op salafisten. „Volgens onderzoek is slechts een smaldeel staatsgevaarlijk.”
De hoogleraar islam en het westen (Universiteit Leiden) pleitte er donderdag in de NRC voor om zorgvuldig over het salafisme te spreken. De discussie over deze islamitische stroming is weer actueel, nu is gebleken dat Golfstaten miljoenen doneren aan moslimorganisaties in Nederland.
Wat vindt u van die buitenlandse financiering?
„Als met het geld ook het gedachtegoed wordt ingevoerd, is dat zeer onwenselijk. De levenswijze van Saudiërs strookt op z’n zachtst gezegd niet met hoe wij hier de dingen doen. Maar het is de vraag in hoeverre moslims hier zich laten aansturen door Riyad en Koeweit. Nederlandse moslims zijn geen marionettenpoppen.”
U noemt salafisme een paraplubegrip. Wat bedoelt u daarmee?
„We bezigen het vooral in een negatieve context, vaak in combinatie met woorden als radicalisme en onveiligheid. Maar we gebruiken het ook om er de vele steile en vrome moslims mee aan te duiden die hun geloof op puriteinse wijze uiten en geen vlieg kwaaddoen. En alles wat daartussen ligt. Kortom, salafisme is een brede term geworden en daarmee steeds minder bruikbaar.”
U pleit voor andere begrippen?
„Nee, dat lost niets op. Maar we moeten het door de AIVD geschetste beeld van een kleine groep salafisten niet op de gehele groep projecteren. Salafisten zijn heel divers. Veel van mijn studenten zijn het, maar zij zijn niet de mensen waarvoor ik bang ben. Ze zijn niet onverdraagzaam en staatsondermijnend bezig. Wel zijn ze zeer vroom, wat blijkt uit hun gedrag en kleding. In het begin moest ik ook wel eens slikken. Maar veel van hen zijn topstudenten en heel betrokken op hoe het verder moet in de samenleving.
De levenswijze van veel salafisten lijkt op die van orthodoxe Joden en christenen. Deze groepen hebben met elkaar gemeen dat ze de dominante, liberale cultuur afkeuren en zich het liefst terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Dat mag in Nederland.”
Er is wel minstens één verschil: Joden en christenen plegen zelden tot nooit aanslagen.
„Joden en christenen gooien inderdaad niet met bommen. Dat is een wezenlijk verschil. Evenmin vertonen ze het provocerende gedrag van bepaalde moslimtypes. Wel is dat laatste vaak een tegenreactie op negatieve bejegening door niet-moslims. Een soort selffulfilling prophecy: Jij vindt dat moslims eng en vreemd zijn? Dan zullen we dat wel eens laten zien.”
U waarschuwt voor een heksenjacht. Waar bent u bang voor?
„In Amerika had je in de jaren vijftig het mccarthyisme. Wie bekendstond als communist, zat in het verdachtenbankje. Rond salafisten is iets vergelijkbaars gaande. Salafist is een scheldwoord geworden. Er zijn lijsten met salafistische moskeeën en predikers in omloop. Prima. Maar wat zegt zo’n lijst? Ik ben zeer huiverig voor de gretigheid waarmee politici hierover Kamervragen stellen. Laten we in het publieke debat zorgvuldig omgaan met deze lijsten en niet alles en iedereen afrekenen die erop staat. Pas op voor harde, ongegronde beschuldigingen.”
Hoe kan zo’n heksenjacht worden voorkomen?
„In plaats van vage termen als salafisten, jihadisten of radicalisme te gebruiken, moeten politici en opiniemakers in normaal Nederlands de pijnpunten benoemen. Wat is het precies dat ons stoort aan deze mensen? Wat vinden we gevaarlijk?
De AIVD is daarin helder. De veiligheidsdienst zegt dat het problemen heeft met salafisten die onverdraagzaam zijn en andere moslims onder druk zetten. Je kunt het daar wel of niet mee eens zijn, maar het is in elk geval helder om wie het gaat. En die groep is echt veel kleiner dan de vele salafisten die deel willen uitmaken van Nederland.”