Binnenland

Strikte moskee trekt volle zalen

Het salafisme groeit. In Nederland en daarbuiten. Of toch niet? Onderzoeker Martijn de Koning denkt dat de aanwas hooguit licht toeneemt. „Als ik kijk naar de netwerken van salafisten en wie hun cursussen en conferenties bezoeken, zie ik vooral veel stabiliteit.”

8 May 2018 17:50Gewijzigd op 16 November 2020 13:15
Salafisten onderscheiden zich door hun uiterlijk van ‘gewone’ moslims. Ze hebben vaak een baard en dragen bij voorkeur traditionele kleding met enkellange broekspijpen. beeld Phil Nijhuis
Salafisten onderscheiden zich door hun uiterlijk van ‘gewone’ moslims. Ze hebben vaak een baard en dragen bij voorkeur traditionele kleding met enkellange broekspijpen. beeld Phil Nijhuis

Een heftige woordenwisseling hebben ze, een 80-jarige muezzin –gebedsoproeper– en een jonge man in traditioneel islamitische kleding. Geluid is er niet bij de beelden van de bewakingscamera, maar het tafereel spreekt voor zich. Met opgeheven vinger leest de jongere de muezzin de les. Ineens haalt hij uit en valt de oude man op de grond. Enkele seconden later krabbelt de muezzin op en maakt zich uit de voeten.

De vechtpartij dateert van november 2016 in de Al-Ummahmoskee in Amsterdam-West. Het incident illustreert de machtsstrijd tussen rekkelijken (oudere moslims) en preciezen (salafisten) in het islamitische godshuis. Het nieuw aangetreden bestuur zou van de –door het vorige, jongere bestuur aangestelde– imam af willen, omdat de man zich begeeft onder salafistische jongeren en extremistische opvattingen heeft.

Naar aanleiding van de vechtpartij zeggen moslims in de media dat ook in andere Nederlandse moskeeën jonge salafisten de dienst willen uitmaken en de oude garde aan de kant proberen te schuiven. Dat doen ze vaak door eerst te proberen de imam te bewegen de inhoud van zijn preken aan te passen. Mislukt dat, dan proberen ze vervolgens in het moskeebestuur te komen om zo alsnog hun zin te krijgen. Bijvoorbeeld door een imam aan te stellen die wel recht in de leer is.

Stempel drukken

Ook de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) schreef onlangs in zijn jaarverslag dat salafistische moslims andere moslims hun wil proberen op te leggen. De dienst noemde het een „opvallende ontwikkeling” dat „salafistische aanjagers hun ideologische verschillen opzijschuiven om uit naam van de islam gezamenlijk hun doelen te verwezenlijken.” Die doelen zijn, aldus de AIVD, onder meer het monopoliseren van islamitisch onderwijs. Salafisten zouden daarbij niet gediend zijn van tegenspraak. „Op dwingende en vaak intimiderende toon wordt een beroep gedaan op de loyaliteit van moslims aan de islam in het algemeen.”

Arabist Jan Jaap de Ruiter (Tilburg University) zegt desgevraagd dat hij constateert dat „salafisten flink aan de weg timmeren.” Ze proberen volgens hem „een salafistische voorhoede” te creëren. Ze doen dat, aldus De Ruiter, in de eerste plaats door te investeren in jongeren. „Door middel van conferenties, cursussen, lezingen en kampeerweekenden proberen ze een jongere generatie klaar te stomen. Zo kunnen ze nog meer een stempel drukken op de moslimgemeenschap.”

De veiligheidsdienst lijkt te suggereren dat salafisten het steeds meer voor het zeggen krijgen op reguliere islamitische basisscholen. De arabist vermoedt dat het anders ligt, omdat salafisten er vooral om bekendstaan dat ze investeren in eigen onderwijs. „De door de AIVD verstrekte informatie is niet helemaal helder, maar mij is niet bekend dat salafisten steeds meer invloed krijgen in islamitische schoolbesturen.”

Nemen salafisten andere moslims de maat? Volgens De Ruiter claimen aanhangers van deze stroming dat zij de ware islam vertegenwoordigen. Dat betekent dat ze alles afwijzen wat daarvan afwijkt. „Dat kun je dwingend en autoritair noemen, maar intimiderend is de interpretatie van de AIVD. Wat mij betreft is het een ongelukkige term. Het suggereert dat iemand iets moet doen of moet nalaten, anders zwaait er wat. Jongeren gaan met plezier naar cursussen en conferenties, zitten daar uit vrije wil en horen graag dat hun vorm van islam de beste is.”

Ondergronds

De AIVD volgt al jaren nauwgezet de ontwikkelingen binnen het salafisme. De veiligheidsdienst stelt dat de aanhangers van deze islamitische stroming zelden de grenzen van de wet overtreden, maar beschouwt hun boodschap als „onverdraagzaam, isolationistisch en antidemocratisch.” De Ruiter is het daar „als privépersoon” mee eens. „De rechtsstaat verbiedt het salafisten niet om bijeenkomsten te houden waar mannen en vrouwen gescheiden moeten zitten. Juridisch valt er ook niets in te brengen tegen hun opvattingen over vrouwen, homo’s en het invoeren van de sharia. Maar net als de AIVD heb ik grote moeite met dit soort denkbeelden.”

De meeste salafisten zijn vredelievend en wijzen geweld af, weet De Ruiter. „Het enige wat ze willen, is de in hun ogen juiste islamitische levenswijze praktiseren.”

Toch vindt de arabist niet dat de overheid daarom dit soort groepen maar ongemoeid moet laten. „Hoe je het ook wendt of keert: salafisten schurken ideologisch aan tegen het jihadisme. Sultan Berzel uit Maastricht had contacten met salafisten. Hij reisde in 2014 af naar IS-gebied en blies zich op in Bagdad. Hij is niet de enige. Niet alle salafisten zijn jihadist. Maar alle jihadisten zijn wel salafist. Salafisten de hand reiken, zoals de Amsterdamse burgemeester Van Aartsen onlangs bepleitte, vind ik geen goed idee. Daarmee geef je hun legitimiteit en versterk je hun maatschappelijke basis. Ik ben echter ook niet voor een verbod, omdat ze dan ondergronds gaan en in de slachtofferrol kruipen. Laat salafisten begaan, maar laat de AIVD ze wel in de gaten houden.”

Geen onderscheid

Onderzoeker Martijn de Koning (Universiteit van Amsterdam) is ook allerminst voor een verbod op salafisme. Maar in tegenstelling tot De Ruiter vindt de antropoloog niet dat de overheid salafisten anders moet bejegenen dan andere geloofsgroepen. „Dat past niet in de lange traditie die Nederland heeft in het omgaan met religieuze diversiteit. Als salafisten de wet niet overtreden, is er ook geen reden om hen anders te behandelen. Je duwt hen daarmee in een isolement, en dat is volgens mij het domste wat je als overheid kunt doen. Geen contact met salafisten onderhouden betekent ook geen greep op hen hebben. Bovendien zet het meten met twee maten kwaad bloed bij moslims.”

De trends die de AIVD vermeldt in zijn jaarverslag, sporen niet met de waarnemingen van De Koning en zijn collega-onderzoekers. „We hebben er onderling over gesproken, maar niemand wist wat werd bedoeld met salafistische aanjagers die hun ideologische verschillen aan de kant schuiven om hun doelen te bereiken. Wij zien binnen het salafisme juist toenemende fragmentarisering, verdeeldheid en competitie. De onderlinge verhoudingen worden eerder scherper.”

Vorige week meldden NRC Handelsblad en Nieuwsuur op basis van bronnen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) dat het aantal salafistische moskeeën en predikers in Nederland in vier jaar tijd meer dan verdubbeld zou zijn. De Koning kan zich voorstellen dat het aantal salafistische moskeeën groeide van 13 naar 27, maar dat er nu in Nederland 110 salafistische predikers rondlopen, lijkt hem onwaarschijnlijk. „Dit is zo’n reuzenstijging ten opzichte van vier jaar geleden, dat gaat er bij mij niet in. Helaas is de lijst niet gepubliceerd, maar ik denk dat er alleen predikers aan zijn toegevoegd. Vergeten is dat er ook mensen zijn die een andere koers zijn gaan varen en niet meer op zo’n lijst thuishoren.”

Ali Houri is volgens de antropoloog een voorbeeld van iemand die zijn preken heeft aangepast. Beelden van een optreden van Houri –die ook wel bekendstaat als broeder Alkhattab– waren een halfjaar geleden te zien in Nieuwsuur. Het item leidde tot ophef, omdat de prediker zijn aanhangers waarschuwde voor het luisteren naar popmuziek, het drinken van alcohol en de vermenging van mannen en vrouwen in het publieke domein. Ongewenst, stelden critici. Het zou leiden tot segregatie. De Koning: „Houri is zo’n prediker van wie je je afvraagt of hij op zo’n lijst staat en of dat terecht is. Hij vaart intussen een andere koers dan voorheen.”

Concurrentie

Dat het salafisme in Nederland en daarbuiten groeit, is een stelling die de Amsterdamse antropoloog niet voor zijn rekening durft te nemen. „Wat ik met zekerheid kan zeggen, is dat het salafisme in Nederland –net als in omliggende landen– vaste voet heeft gekregen. Het is ook goed mogelijk dat er een lichte groei is. Maar het is niets vergeleken met zo’n tien à twaalf jaar geleden. Toen hadden salafisten de ‘markt’ als het ware voor zichzelf en nam hun aantal flink toe.

Nu trekken ook andere aanbieders veel mensen. Zo zijn bijvoorbeeld in Rotterdam Centrum De Middenweg en de Essalammoskee een geduchte concurrent. Als ik kijk naar de netwerken van salafisten en wie er op hun cursussen en conferenties komen, zie ik vooral veel stabiliteit.”

Salafisme in cijfers

Wat is de omvang van het salafisme in Nederland? Niemand die het weet, want tot dusver ontbreekt een betrouwbare schatting. De Duitse veiligheidsdienst houdt het erop dat Duitsland zo’n 10.000 salafisten telt.

Het aantal salafistische moskeeën in Nederland is de afgelopen vier jaar gestegen van 13 naar 27, aldus Nieuwsuur en NRC Handelsblad vorige week. Ook het aantal salafistische predikers zou zijn gegroeid: van 50 naar 110. De twee media baseerden zich voor deze cijfers op een presentatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) om gemeenten bij te praten over trends en ontwikkelingen van het salafisme in Nederland. Geconfronteerd met de onthulling zei de NCTV dat de cijfers geen wetenschappelijke grondslag hebben, maar dat het zou gaan om „globale inschattingen op basis van open bronnen.”

Eerder, in april vorig jaar, meldde de NRC al dat van de 22 Marokkaanse moskeeën in Amsterdam er inmiddels 7 in handen van salafisten zijn en er 4 te maken hebben met een „salafistische fractie.” Enkele maanden daarvoor berichtte Het Parool op basis van eigen onderzoek dat 8 van de 42 Amsterdamse moskeeën onder invloed staan van de fundamentalistische stroming.

Het „ontbreekt aan wetenschappelijk onderbouwde schattingen” van het aantal salafistische moslims en moskeeën, vermeldt een afgelopen najaar verschenen rapport over het salafisme van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Concreter wordt de Duitse veiligheidsdienst Bundesamt für Verfassungsschutz: begin 2017 zouden er in Duitsland 9700 salafisten hebben gewoond. De AIVD spreekt alleen over „een in omvang groeiend salafisme.”

De WODC-onderzoekers vinden het „aannemelijk” dat in Nederland het aantal salafisten toeneemt. Volgens hen zijn er „vele factoren” die zorgen voor groeiende bezoekersaantallen van salafistische moskeeorganisaties. In elk geval zouden deze moskeeën aantrekkelijk zijn door het varen van een strikte koers, hun bevlogen leiders en hun actieve gebruik van digitale communicatiemiddelen.

Wat is een salafist?

„Elke moslim is een beetje salafist”, zei de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb eind vorig jaar. Wat schuilt er achter deze term?

Het salafisme komt oorspronkelijk uit Saudi-Arabië en heeft sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw vaste grond onder de voeten in Nederland. Salaf betekent letterlijk voorganger. Een salafist is iemand die het leven van de profeet Mohammed en zijn metgezellen (voorgangers) wil nabootsen. Hoe dat moet? Daarover zijn salafisten het zeer oneens. De islamitische stroming is dan ook wijdvertakt. Om het enigszins overzichtelijk te houden, hanteren wetenschappers een driedeling: puristische, gepolitiseerde en jihadistische salafisten.

De eerste groep houdt zich afzijdig van politiek, mengt zich niet in het politieke debat en leidt veelal een teruggetrokken bestaan. De tweede groep is juist zeer betrokken op politiek en maatschappij. Politieke salafisten staan voor een actieve islamisering van het individu, het gezin en de samenleving. Ze willen dit niet met geweld bereiken, maar door middel van evangelisatie (”dawah”). De derde groep beschouwt zichzelf als de enige echte islam en schuwt –binnen strikte voorwaarden– geweld niet om bepaalde doelen te bereiken. In tegenstelling tot de twee eerste groepen is de laatste categorie in Nederland niet georganiseerd in een moskee of organisatie.

Salafisten willen leven zoals de eerste drie generaties na de opkomst van de islam deden. Ze streven ernaar deze vrome voorvaderen zo exact mogelijk te imiteren. In hun uiterlijk, rituelen en manier van spreken onderscheiden ze zich duidelijk van andere moslims. Zo dragen mannen vaak traditionele kleding met enkellange broekspijpen en hebben ze een baard. Vrouwen dragen doorgaans een bedekkende sluier. Salafisten gebruiken veelvuldig religieuze uitdrukkingen. Sommigen voegen aan elke zin een islamitische uitdrukking toe.

Salafisten zetten zich vaak af tegen geloofsgenoten van andere stromingen. Zichzelf salafist noemen, zullen ze echter niet snel doen. Liever gebruiken ze het woord ”moslim”, al dan niet in combinatie met het bijvoeglijk naamwoord ”zuivere”.

Sporten? Prima, maar wel mannen en vrouwen apart

Strikt islamitisch leven in Nederland is een worsteling voor salafisten. Op school, op het werk en in de vrije tijd ontstaan vaak situaties waar compromissen moeten worden gesloten.

In de studie- en werkomgeving doemen er vooral problemen op vanwege uiterlijkheden. Zo zitten veel werkgevers niet te wachten op gesluierde vrouwen en bebaarde mannen. Ook ontstaan er problemen rond regels voor de omgang tussen man en vrouw. Voor een salafist komt niet elke studie of ieder beroep in aanmerking. Werken bij een bank? Mag niet, want het heffen van rente druist in tegen islamitische regels. Als verpleegkundige aan de slag gaan, geeft als probleem dat lichamelijk contact met het andere geslacht niet te vermijden is. Werken bij de supermarkt is ook problematisch. Er moet dan immers medewerking worden verleend aan het verkopen van producten die haram (verboden) zijn, onder meer alcohol.

Salafisten zijn vaak wel bereid compromissen te sluiten. Degenen die geen water bij de wijn willen doen, zetten vaak een eigen onderneming op. Zo kunnen ze weliswaar in de maatschappij participeren, maar wel onder eigen voorwaarden.

De mens is gemaakt om Allah te aanbidden, menen salafisten. Ze geloven dat je daarom ook je vrije tijd nuttig moet besteden. De ene salafist is daarbij de andere niet. Zo zijn er salafisten die zaken als winkelen, rondhangen in de stad en televisiekijken ronduit afwijzen. Anderen kijken wel televisie en zien er ook geen kwaad in om naar de bioscoop te gaan. Sport zien salafisten vrijwel unaniem als iets goeds. Het past in de islamitische opvatting om goed voor het lichaam te zorgen. Veel salafistische organisaties zetten daarom ook sportactiviteiten op. Uiteraard worden vrouwen en mannen daarbij gescheiden.

Voor dit artikel is onder meer geput uit het in 2013 verschenen proefschrift ”Leven als de profeet in Nederland” van Ineke Roex.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer