Hoe de Joden uit Berezino verdwenen
De Duitsers moordden tijdens de Tweede Wereldoorlog tientallen Wit-Russische dorpen uit. De bewoners vonden op gruwelijke wijze de dood. Vooral Joden waren het slachtoffer.
Het gebeurde niet ver van Mstislaw, in Wit-Rusland. „Onderweg zag het zwart van de soldaten en burgers”, schrijft Orlando Figes in zijn boek ”Fluisteraars. Leven onder Stalin”. De Sovjetlegers trokken zich terug richting Smolensk, terwijl de nazi’s oprukten. Sovjetofficier Simonov zag vrouwen, kinderen, bejaarden, velen van hen Joods, die zich bepakt en bezakt, te voet en op allerlei wagens en karren, in oostelijke richting haastten.
Hij trok door Sjklov en Orsja, stille provinciestadjes waar veel Joodse families woonden. Toen Simonov bij een huis in Sjklov om wat water aanklopte, vroegen de Joden die er woonden hem angstig of hij dacht dat ze beter op de vlucht konden slaan. Hij adviseerde hun te blijven en zei dat de Duitsers al door het Rode Leger het land uit zouden zijn gejaagd voordat ze Sjklov konden bereiken. Enkele dagen later vielen de Duitsers Sjklov binnen. Ze vermoordden bijna alle Joden, zo’n 6000 mannen, vrouwen en kinderen: ze schoten hen dood en gooiden de lichamen in een kuil buiten de stad.
Direct na de Tweede Wereldoorlog vertelden de dove kinderen in de kloosterschool van Mstislaw wat ze hadden gezien. De beelden konden niet meer uit hun geheugen worden gewist. Het was een verhaal zonder woorden.
Overal in Wit-Rusland werden Joden vermoord. In Mstislaw en in Minsk, in Babruisjk, Berezino, Vitebsk, Pinsk en vele dorpen, zoals Schedrin. In de meeste steden was meer dan de helft van de bevolking Joods. Op het platteland, in de dorpen, lag dit percentage nog veel hoger. Tijdens de Holocaust werden er 800.000 Joden vermoord, op dat moment 90 procent van de totale Joodse bevolking in het land.
De Joden waren nooit echt welkom in Rusland. Vanaf de middeleeuwen werden ze vervolgd en buitengesloten. In opdracht van Stalin werden Joodse scholen gesloten en Joodse leiders geëxecuteerd.
Een deel van de Wit-Russen sloot zich aan het begin van de Tweede Wereldoorlog aan bij de Duitsers, omdat ze hoopten zich met Duitse hulp van de Sovjet-Unie af te kunnen scheiden en een zelfstandige staat te kunnen vormen. De Duitse bezetters waren echter wreed; Wit-Russen werden vaak als minderwaardige slaven gezien. Toen de oorlog voorbij was, was de helft van de bevolking vermoord of gedeporteerd.
Jodenstraat
Het is ruim zeventig jaar later. Berezino is nu een stadje met ongeveer 13.000 inwoners. Ruim honderd jaar geleden waren dat er 4800, van wie 3377 Joods. De Joden hebben het hier door de eeuwen heen zwaar te verduren gehad, vooral tijdens de Russische burgeroorlog en de Sovjet-Poolse oorlogen.
Al in de zestiende eeuw was er in Berezino sprake van een Joodse gemeenschap. Er waren veel ambachtslieden, maar door maatregelen van de regering werden veel Joden werkloos. De armoede sloeg toe. Er hebben verschillende synagogen gestaan, maar die moesten rond 1930 de deuren sluiten.
Pastor Nikolaj wijst naar de Joodse straat in Berezino. Je ziet het in gedachten voor je: honderden Joden, oud en jong, voortgedreven naar een centrale plaats. Het was de laatste slachting. Ze zijn daar letterlijk doodgeknuppeld. Een sober monument getuigt nog van de massamoord op 940 Joden, bijna alle Joden uit Berezino en omgeving.
De Sovjets vernietigden in 1970 de Joodse begraafplaats in Berezino. Het puin van de grafstenen werd gebruikt voor de aanleg van wegen en als fundament onder de huizen. Twee delen van grafstenen zijn stille getuigen van een gruwelijke moordpartij. En dat niet alleen, het zijn ook getuigen van een Joods stadje dat door de eeuwen heen doelwit was van vervolging, vernedering en vernietiging.
Verzetsgroep
In het dorp Schedrin, vlak bij Zlobin, woonden vrijwel alleen Joden. In 1897 stonden hier maar liefst acht synagogen, vijftig winkels, een apotheek, een postkantoor en een school. Er waren een smederij, een schoenenzaak en een naaiatelier. En vier windmolens. Ongeveer 90 procent van de bevolking was Joods. In de oorlog straften de nazi’s een verzetsgroep uit Schedrin: honderd huizen werden verbrand, en uiteindelijk vonden op 8 maart 1942 zo’n 1200 Joden de dood.
Pastor Dmity leidt zijn bezoekers het dorp uit, diep het bos in. In gedachten zie je hen gaan: een lange rij mannen, vrouwen, oude mensen, kinderen, moeders met een baby op de arm. Ze werden zomaar bij het kerkhofje, in een langgerekte kuil, neergeschoten. Maar niet voordat ze bij de kinderen bloed hadden ‘afgetapt’. Voor de gewonde soldaten aan het front.
Executieplaats
In mei en juni 1942 richtten de nazi’s 400 meter ten noordwesten van het station van het dorp Bronnaja Gora een vernietigingsplaats in. Aan beide kanten lieten ze acht kuilen graven van ongeveer 12 tot 63 meter lang, 4,5 tot 6,5 meter breed en 3,5 tot 4 meter diep. Deze kuilen werden door 600 bewoners van omringende dorpen onder dwang gegraven. Het geheel was met prikkeldraad omgeven. In korte tijd was er een executieplaats ingericht.
De slachtoffers moesten zich uitkleden en lotgenoten moesten hun kleren verzamelen en naar auto’s brengen, waarna ze werden neergeschoten. Nadat de handen op ringen waren gecontroleerd, daalden de Joodse gevangenen naakt een ladder af en vervolgens moesten ze met het gezicht naar beneden gaan liggen. Op de lichamen van hen die al doodgeschoten waren.
Op de executieplaats stonden geen gebouwen. Duitse militairen werden per vrachtwagen gebracht, om na de moorden weer te vertrekken. Zo vermoordden zij van half juni tot eind november 1942 mogelijk meer dan 50.000 mensen.
De voormalige stationschef Nowis, later wisselwachter, heeft alles van dichtbij gezien vanuit zijn wachthuisje. Hij is een van de weinige getuigen.
De slachtoffers waren vooral Joden uit de omgeving van Beresa, Brest, Pinsk en Kobrin. Maar ze kwamen ook per trein, in afgeladen wagons. In totaal zeven treinen. De mensen die kuilen moesten graven voor degenen die onderweg al waren bezweken, werden tot slot ook vermoord.
Jonge bomen
Toen duidelijk werd dat Duitsland de oorlog zou gaan verliezen en de legerleiding bang was dat het Rode Leger de massagraven zou ontdekken, werden er maatregelen genomen. In maart 1944 werden ongeveer honderd omwonenden gedwongen alle lijken op te graven en te verbranden. Zij waren hier meer dan twee weken mee bezig. Na gedane arbeid werden ook zij gedood.
Op de plek van de massagraven en crematieplaatsen werden jonge bomen geplant om de misdaden te verbergen. Later ging een commissie het terrein onderzoeken. Men vond op een diepte van 3,5 meter botten, vrouwenhaar en kinderschoenen. Een arts constateerde dat de grond doorweekt was van lijkvocht.