Weten of vergeten
Over memo’s ging het deze week in Den Haag. Je zou zeggen: memo’s zijn naar hun aard bij uitstek stukken die een vaste plek in de memorie, in de herinnering moeten krijgen – en houden. Toch bleek dat bij de bewindslieden anders te zijn gegaan. En dat terwijl ze betrekking hadden op een bedrag van niet minder dan 1,4 miljard euro. Jaarlijks welteverstaan. Onze minister-president kon naar eigen zeggen niet meer in zijn herinnering opsporen dat ze ooit onder zijn ogen waren geweest. Hij was dat vergeten. En nu bleken ze er ineens wel te zijn, die memo’s. Er klonken harde woorden vanuit de oppositie richting de minister: actieve misleiding, evidente leugenstrategie et cetera.
Nu ben ik niet van plan om me in mijn column te bemoeien met deze politieke hype van de afgelopen week. Daar hebben we onze eigen mensen voor. Die zijn bekwaam genoeg om daar een oordeel over te geven en daaruit al dan niet consequenties te trekken.
Wat ik me rond heel dat gebeuren plotseling wel realiseerde, was dat het woord ”vergeten” nogal eens in de Bijbel wordt gebruikt. Mijn Trommius laat me weten dat dat in het Oude Testament alleen al zo’n honderd keer het geval is. Herinneringsverlies is kennelijk niet van vandaag of gisteren. Nee, dat heeft oude wortels. Daarmee mogen we het wel een Bijbels kernwoord noemen.
Het is trouwens opmerkelijk om te zien hoe dat woord doorgaans wordt gebruikt. Met name de profeten namen het nogal eens in de mond. Namelijk om het volk aan te klagen. Vanwege dat vergeten. Wie of wat vergaten ze dan? De Heere Zelf. Jesaja: „Gij hebt de God uws heils vergeten en niet gedacht aan de Rotssteen uwer sterkte.” En Jeremia: „Alzo spreekt de Heere: Gij die Mij hebt vergeten, en op leugen vertrouwt.”
Kon het volk zich soms verontschuldigen? Kon het zich met enig recht beroepen op een gebrek aan informatie? Waren ze soms niet ingelicht over wat ze weten en niet vergeten moesten? Verre daarvan. De Heere had, vooral door Zijn profeten, tal van herinneringen onder hun aandacht gebracht. Met een dringend appel om erop te letten. Opdat ze zouden weten wie ze dienen moesten. „Wacht u dat gij het verbond van de Heere, uw God, dat Hij met u gemaakt heeft, niet vergeet!”
We zouden zelfs van Bijbelse memo’s kunnen spreken. Daarop wijst vooral de dichter van Psalm 78. Hij heeft het over de leer. De leer aangaande God. En hij roept het volk op: „Neigt uw oor tot de redenen van mijn mond. Ik zal mijn mond opendoen met spreuken. Ik zal verborgenheden overvloedig uitstorten…” Het opmerkelijke in Psalm 78 is dat die leer moet worden overgedragen. Onze vaderen hebben het ons verteld. Wij hebben ze gehoord en weten ze. En wij op onze beurt zullen het niet verbergen voor kinderen en kleinkinderen. Met welk doel? Ik citeer nu: „Dat ze hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren!”
Daar klinkt dat woordje weer: vergeten. Weten en niet vergeten. Dat was niet alleen de opdracht voor het volk Israël in oude tijden. Het geldt nog! Weten en niet vergeten. Wij en onze kinderen. Met het oog daarop moet de leer, te weten de inhoud van Gods openbaring, worden doorverteld, doorgegeven. In de prediking van het Woord van God klinken als het ware de memo’s van Godswege. De Heere Zelf hecht eraan dat Zijn Woord wordt gekend en geloofd, en niet vergeten.
Dat heil heeft God nu doen verkondigen… Hij zendt goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap. Aan zijn geestelijke zoon Timotheüs schrijft Paulus, niet lang voordat hij sterven gaat: „Hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe mensen, welke bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren!” Opdat wij weten en niet vergeten. De dichter van Psalm 119 is ons een voorbeeld: „Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.” Dat voorkomt een eeuwige motie van afkeuring.