Geld voor achterstandsleerling anders verdeeld
Het kabinet gaat het geld voor kinderen die achterop dreigen te raken anders verdelen. Kleine gemeenten krijgen meer geld, grote steden als Amsterdam schieten er soms miljoenen euro’s bij in.
Van de gemeenten kunnen er 342 op meer geld rekenen, terwijl er 38 moeten inleveren. Die krijgen drie jaar de tijd om zich daarop in te stellen, meldt minister Arie Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs).
De gemeenten gebruiken het geld om peuters die het risico lopen op een leerachterstand vast te laten kennismaken met de Nederlandse taal. Die voorschoolse educatie moet worden verbeterd en uitgebreid van 10 naar 16 uur in de week, vindt Slob. Scholen betalen er extra begeleiding van voor leerlingen die achterop dreigen te raken, of speciale taalklassen.
Welke leerling in aanmerking komt voor bijspijkergeld, wordt voortaan ook anders beoordeeld. Gemeenten en scholen kregen tot op heden geld voor leerlingen met laagopgeleide ouders. Daardoor grepen kinderen met hoogopgeleide ouders met een migratieachtergrond ernaast, ook al spraken hun ouders nauwelijks Nederlands. In het vervolg telt ook mee hoe lang een kind in Nederland is en waar de ouders vandaan komen. Ook kinderen van ouders met schulden kunnen in aanmerking komen.
De verouderde verdeelmethode had ook het nadeel dat steeds minder leerlingen aanspraak konden maken op een steuntje in de rug, omdat steeds minder mensen laag zijn opgeleid. De nieuwe methode brengt daar verandering in.