Flexibele AOW-leeftijd is in ieder geval een poging waard
Mijn vader had een loonbedrijf in de groenvoorziening. In vakanties werkte ik mee: schoffelen, maaien, tegelen en werken in de ouderwetse hooibouw: het opsteken van de hooibalen.
Ik bevond me dan in het gezelschap van noeste en sterke mannen die vaak al dik boven de vijftig waren. Ze waren allemaal sterker dan ik, en ik moest me bij het zware werk nogal eens laten helpen. Ik heb niemand van die jongens nog zien werken na hun zestigste. Zo rond hun 59e levensjaar gingen ze zonder uitzondering met de VUT.
We kennen het verhaal. De VUT is niet meer, en sterker nog: de leeftijd tot welke we zullen moeten doorwerken, zal alleen maar omhooggaan. Er is veel over te doen, en zo nu en dan schiet het door mijn hoofd: die mannen met wie ik vroeger werkte, hoe zouden die het gedaan hebben op hun 68e? Beschoeiingspalen slaan, tegels sjouwen, straten… Kun je in ieder beroep zomaar doorwerken tot je bijna zeventig bent?
Werkgevers en werknemers in de bouw onderkennen gezamenlijk het probleem dat een stijgende AOW-leeftijd voor bouwvakkers gaat betekenen. Daarom hebben ze in de nieuwe cao voor de bouw afspraken gemaakt om zich gezamenlijk in Den Haag hard te maken voor een flexibel AOW-moment: bouwvakkers die 45 jaar hebben gewerkt, zouden op dat moment met AOW kunnen gaan.
Ik kan dit signaal waarderen. Het is erg onverstandig de ogen te sluiten voor het probleem dat het voor veel mensen met zwaar werk gewoonweg onmogelijk is om in gezondheid door te werken tot ze 68 of 69 jaar zijn. Toen in het sociaal akkoord in 2013 werd afgesproken dat de AOW-leeftijd zou worden verhoogd, heeft het kabinet niet voor niets toegezegd dat er een soort compensatieregeling zou komen voor mensen die in zware beroepen werken. Deze regeling is er nooit gekomen. Ik vind het dan ook terecht dat werkgevers en werknemers in de bouw hierop aanslaan.
Het probleem voor het kabinet is dat hier een reële problematiek wordt aangesneden waar niemand zijn ogen voor kan sluiten. Natuurlijk is het nodig de AOW-leeftijd te verhogen om het systeem betaalbaar te houden. Maar iedereen snapt dat je niet rücksichtslos ervan kunt uitgaan dat een bouwvakker of een lasser op zijn 68e nog net zo vrolijk en gezond bezig is als 50 jaar eerder. Het kabinet kan de discussie dan wel smoren, maar ik vraag me af hoe reëel dat is. Ik snap dat het heel lastig is om een vastomlijnde lijst samen te stellen van beroepen die fysiek en mentaal zwaar zijn. Aan de andere kant: de Belgen hebben onlangs besloten dat zo’n lijst er daar wel gaat komen. Zij proberen het tenminste. Waarom zouden we in Nederland niet een poging wagen?
De RMU pleit ook voor een temporisering in het oplopen van de AOW-leeftijd. Wat wij graag zouden zien is dat de stijging van de levensverwachting in een gelijke verhouding ten goede zou komen aan zowel het verlengen van de arbeidsloopbaan als aan het aantal gezonde AOW-jaren. Zoals de voorstellen er nu liggen, schieten zij door: iedere stijging van de levensverwachting leidt een-op-een tot een verlenging van de loopbaan, dus een verhoging van de AOW-leeftijd. En wat betreft de betaalbaarheid: gezond doorwerken mag ons allemaal ook wat kosten.
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl