Messiasbelijdende Joden mag recht om te besnijden niet ontzegd worden
Zijn artikel over doop en besnijdenis (RD 3-3) riep verschillende vragen op. Daarom geeft dr. M. Klaassen een nadere toelichting.
Dr. H. Post merkt op dat de uitdrukking dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is, ongemoeid gelaten dient te worden, omdat volgens hem het formulier helemaal niet spreekt over „een vervanging van Israël door de kerk” (RD 12-3).
Dat zal waar zijn, maar dat neemt niet weg dat op de achtergrond de relatie tussen Israël en de kerk natuurlijk wel degelijk een rol speelt. In de gereformeerde traditie is er immers ten diepste sprake van maar één volk van God. Dit bestaat uit Joden en heidenen, met dien verstande dat de heidenen ingelijfd zijn in de olijfboom van Israël. Deze olijfboom begint bij Abraham, en aan Abraham gaf God de opdracht tot besnijdenis.
Het is dus niet juist om te suggereren dat de relatie tussen Israël en de kerk niet ter zake doet in deze discussie. Impliciet erkent Post dit gegeven ook, als hij wijst op de overeenkomst tussen besnijdenis en doop als teken van de gerechtigheid van het geloof.
Kernvraag
In deze discussie is de kernvraag natuurlijk de vraag naar de status van de besnijdenis. Want als je de doop ziet als het teken van het nieuwe verbond, maakt dit de besnijdenis dan niet overbodig? Theologisch gezien klopt dat.
Als je er immers van uitgaat dat het abrahamitische verbond vervuld is in het nieuwe verbond, dat in dit nieuwe verbond Joden en heidenen begrepen zijn, en dat de doop het teken van het nieuwe verbond is, dan volgt daaruit dat theologisch gezien de besnijdenis overbodig is. Er is voor een Jood die in Jezus gelooft geen strikte noodzaak om te besnijden. Onder het nieuwe verbond is de doop immers het teken van het verbond.
Een ”tweesporentheologie” (dr. Paas sr.; RD 7-3) is dus niet aan de orde. Er is, zoals ds. D. de Wit (RD 15-3) terecht stelt, maar één kerk. Er zijn geen twee soorten christenen: christenen zijn alleen zij die gewassen zijn in het bloed van het Lam, zowel Joden als heidenen.
Besnijdenis relatief
Maar is de besnijdenis daarmee verboden? Mogen wij Messiasbelijdende Joden, die geloven in de genoegzaamheid van Christus’ werk, het recht ontzeggen om dit te doen?
Ik meen van niet. Het Nieuwe Testament zegt immers nergens dat het niet mag. Ik zie niet in waarom besnijdenis een ontkenning zou zijn van de eenheid van Joden en heidenen in Christus (ds. De Wit). Het is een relatieve zaak en behoort tot de middelmatige dingen, zolang er geen heilsnoodzakelijke betekenis aan de besnijdenis toegekend wordt. Volgens de Messiasbelijdende Jood Baruch Maoz is er geen belemmering voor Joodse christenen om de culturele gebruiken van hun omgeving aan te hangen, zolang deze maar niet in tegenspraak zijn met het Evangelie.
Er zijn geen Bijbelse gronden om van Joden te eisen dat ze hun nationale identiteit opgeven, te meer wanneer we beseffen dat volgens veel rabbijnen Joden die in Jezus als de Messias geloven feitelijk geen Joden meer zijn. De onderhouding van de besnijdenis is juist een reden om te laten zien dat dit niet juist is.
Zichtbaar teken
Er zijn twee redenen waarom besnijden voor Messiasbelijdende Joden toegestaan is. De eerste is etnisch van aard: de besnijdenis hoort bij de Joodse identiteit en is een zichtbaar teken van Jood-zijn. Dit etnische argument snijdt ook gelijk die ‘Messiaanse’ christenen de pas af die ook wel wat zien in de besnijdenis, al hebben ze geen druppel Joods bloed in zich.
De tweede reden is pragmatisch van aard. Paulus besneed Timotheüs om onnodige barrières ten opzichte van zijn volksgenoten te voorkomen en om zo de omgang met hen mogelijk te houden. Dat kan een reden zijn voor Messiasbelijdende Joden om dit vandaag ook te doen.
Ten slotte nog een opmerking wat betreft het doopformulier. Terecht stelde ds. O. M. van der Tang (in een persoonlijke correspondentie) dat het niet wijs is om te snoeien in confessies of geschriften die daaraan gerelateerd zijn (zoals het doopformulier), tenzij kerken die de gereformeerde belijdenis toegedaan zijn daarover overeenstemming bereikt hebben. Misschien moeten we eerst daar maar eens werk van maken, alvorens we Messiasbelijdende Joden de les lezen…
De auteur is hervormd predikant te Arnemuiden.