Diakenendag vol tips over actief zijn in omgeving van kerk
Hoe kan een kerk diaconaal actief zijn in de buurt? Die vraag kwam zaterdag aan de orde tijdens de Diakenendag van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK). Het thema was ”Kerk dichtbij mensen”. De bijeenkomst werd gehouden in het Noorderlicht, het gebouw van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Wezep.
„Weersta de trend van ongebreideld netwerken. Verspil niet teveel tijd en energie aan kerkelijke activiteiten en vergaderingen. Ga gewoon freewheelen en doe niet zo ingewikkeld.” Als het om actief worden in de eigen omgeving van de kerk is dát de manier, zo stelde ds. Jan Wolsheimer. Hij is predikant van de CAMA Parousia-gemeente in Woerden en op maandag ‘buurtdominee’ in de wijk Oud-Oost in Amsterdam.
De predikant vertelde aan de diakenen over zijn ervaringen in de hoofdstad. Als buurtpredikant houdt ds. Wolsheimer spreekuur. „Ik hoef niets te doen dan alleen met een kaarsje op je kantoortje op mensen wachten.” Wie er binnenlopen? Soms heel vreemde figuren, aldus de predikant. Zoals een gast die ging blowen en zo’n geur verspreidde dat neuzen én de gemoederen van de buren werden geprikkeld.
Toch vormt het openstaan voor de omgeving een belangrijk onderdeel van het diaconaat, zo legde ds. Wolsheimer uit. Hij gaf de diakenen drie tips om in hun eigen omgeving contacten te kunnen leggen: „Verplaats je zo traag mogelijk –lopend of fietsend– door de wijk; wees geen voorbijganger maar een stamgast – ga dus altijd naar dezelfde buurtwinkel of kroeg, wordt lid van de plaatselijke sportclub en: sluit je als vrijwilliger aan bij een plaatselijke organisatie. Zo kom je dicht bij de buurt en dicht bij de buurtbewoners.”
Ds. Pieter Kleingeld, Nederlands gereformeerd predikant in Oegstgeest, noemde de samenwerkingsgemeente van christelijk gereformeerden en Nederlands gereformeerden in Rotterdam-Alexanderpolder als voorbeeld van hoe via het leggen van contacten, ruimte ontstaat voor evangelisatie. Vanuit de Rotterdamse gemeente is een voedselbank opgezet. Na de opening in 2005 kwamen de mensen schichtig binnen en waren meteen weer weg. Nadat goede contacten werden gelegd, begonnen sommige bezoekers te helpen bij het werk van de voedselbank. Daarbij ontstond voor de initiatiefnemers als vanzelf ruimte om iets te vertellen over hun beweegredenen.
Met een verwijzing naar de Engelse missioloog J. E. Lesslie Newbigin (1909-1998), stelde ds. Kleingeld dat de lokale christelijke gemeenschap de belichaming is van het Evangelie. „Dat is een kerk dichtbij mensen, waar buitenstaanders zonder Bijbel het Evangelie zichtbaar uitgelegd krijgen, niet zozeer als project maar als gemeenschapsgebeuren.”
In de laatste plenaire toespraak op de diakendag, benadrukte Bettelies Westerbeek, missionair pionier in de Haagse Moerwijk, het belang van het „aanbieden van een echte relatie”. In een achterstandswijk als Moerwijk kan zo’n relatie „net zo levensreddend zijn als een bijstandsuitkering”, aldus Westerbeek. Volgens haar moet de kerk in reactie op de problematiek van armoede, schulden, drankverslaving en eenzaamheid niet de zoveelste hulpverlener willen zijn. „Kerk voor de armen te zijn, dat ligt de kerk wel, maar de uitdaging is: kerk-met-de-armen te zijn, want dan alleen kan de kerk ook echt kerk-van-de-armen zijn”, zo betoogde Westerbeek.