Latijns-Amerika op drift
Latijns-Amerika is in rep en roer. De onvrede over de zittende politieke elite neemt hand over hand toe. De corruptie viert sinds jaar en dag hoogtij, maar de kwakkelende economieën zijn de grootste boosdoener. Waar moet het met dit continent naartoe?
De beelden komen vrijwel dagelijks voorbij: grote groepen betogers die in de Venezolaanse hoofdstad Caracas tegen de regering demonstreren. Het straatbeeld heeft veel weg van een oorlogsgebied. Activisten, getooid met gasmaskers, gooien brandbommen naar de politie. Die reageert hardhandig. Met traangas en waterkanonnen. Maar ook met rubberkogels. Paramilitaire ordetroepen schieten soms met scherp. Inmiddels zijn er bij de protesten al tientallen doden gevallen.
Eind januari vorig jaar begonnen de betogingen. Studenten organiseerden vreedzame demonstraties tegen president Maduro en zijn regering. De reden? De erbarmelijke staat waarin het land verkeert. Over de hele linie.
Venezuela bevindt zich economisch gezien in een vrije val. De inflatie bedraagt een slordige 60 procent per jaar, waardoor producten binnen een jaar ruim twee keer zo duur worden. De salarisverhogingen –als ze er al zijn– lopen daarmee bepaald niet in de pas. Met alle gevolgen voor de Venezolaanse gezinnen van dien.
De corruptie is in het Zuid-Amerikaanse land bijna spreekwoordelijk. Stroomstoringen zijn aan de orde van de dag. Levensmiddelen worden steeds schaarser, medicijnen zijn nauwelijks te verkrijgen. En met de veiligheid is het al even bedroevend gesteld. In de hoofdstad Caracas worden per 100.000 inwoners gemiddeld 122 moorden gepleegd. Dat aantal is inmiddels hoger dan in de door terreur geplaagde Iraakse hoofdstad Bagdad.
Die economische malaise zou niet nodig hoeven te zijn. Want Venezuela is een van de olierijkste landen ter wereld. De vorige president, Hugo Chavez, –op wie veel aan te merken was op het gebied van mensenrechten en vanwege zijn bombastische retoriek– spendeerde veel olie-inkomsten aan sociale projecten onder de allerarmsten en hield zo de bevolking tevreden.
Van zijn socialistische droom is echter weinig meer over. De economie holt achteruit en het land vervalt langzaam maar zeker in een staat van dictatuur. Volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch heeft huidig president Nicolas Maduro steeds meer macht naar zich toe getrokken, onder andere door de grondwet te wijzigen. Door intimidatie, censuur en geweld is een klimaat ontstaan waarin mensenrechten in toenemende mate onder druk staan.
Venezuela staat in die ontwikkeling niet alleen. Ook in de straten van landen als Colombia, Chili, Honduras, Ecuador, Brazilië en Frans-Guyana is het al maandenlang onrustig als gevolg van protesten tegen de regering.
De omstandigheden in deze landen zijn weliswaar verschillend. Zo kampt Colombia met de naweeën van een jarenlange burgeroorlog. In Brazilië loopt een grootschalig onderzoek naar corruptie en vriendjespolitiek van de in 2016 afgezette president Dilma Rousseff. Haar voorganger, Lula da Silva, kreeg deze week in hoger beroep twaalf jaar celstraf aan zijn broek wegens witwassen en corruptie. En in Honduras is er nog altijd onenigheid over de uitslag van de presidentsverkiezingen van vorig jaar.
Toch zien analisten een gemeenschappelijke trend in de onrust die door Latijns-Amerika waart. De inkomsten uit export van goederen en grondstoffen, waardoor miljoenen Zuid-Amerikanen de afgelopen jaren in de middenklasse terechtkwamen, zijn aan het opdrogen. Die ontwikkeling zorgde voor een forse aanslag op de overheidsbegrotingen.
Door de globalisering, mede als gevolg van het gebruik van internet en sociale media, is de bevolking veel meer politiek bewust geworden – en ook een stuk kritischer. Burgers hebben het gehad met de welig tierende corruptie. En ook met autoritaire leiders die er voortdurend op uit zijn om aan democratische controle te ontsnappen.
Overigens is dat niet per se typisch voor dit deel van de wereld, meent Michael Shifter, voorzitter van denktank Inter-American Dialogue in Washington. „De ontwikkeling in Zuid-Amerika is onderdeel van een wereldwijd patroon dat wordt gekenmerkt door een zoektocht naar nieuw en effectief politiek leiderschap in veelal gepolariseerde samenlevingen.”
Verdeeldheid is Latijns-Amerika bepaald niet vreemd. Het continent kent een lange traditie van revolutie en volksprotesten. Dat begon al in het begin van de negentiende eeuw, toen de ”grote bevrijder” Simon Bolivar een rebellie tegen de Spanjaarden leidde. De Argentijnse Che Guevara was hét symbool van de marxistische opstanden halverwege de twintigste eeuw.
De vorige generatie Zuid-Amerikaanse leiders refereerde vaak aan deze iconen – en dat deed het doorgaans goed. Met een beroep op nationalisme en een goed draaiende economie konden zij de onvrede onder de bevolking lange tijd wegnemen. Zij lieten het voorkomen –Hugo Chavez voorop– alsof zij de sociale revolutie van Bolivar en Guevara voortzetten.
„Het verhaaltje van deze populistische leiders was dat de rijken altijd de controle over de bestaande instituties en wetgeving hadden gehad, voor hun eigen voordeel. Het idee was dat zij de instituties overnemen en ze voor het gemeenschappelijk belang inzetten”, aldus Gabriela Calderon, analist van het Cato Institute in Washington.
In werkelijkheid was niets minder waar, meent Calderon. „Het was meer van hetzelfde, alleen wisselden de gezichten die aan het roer stonden. Instituties en wetten worden nog steeds gebruikt om macht te gebruiken in plaats van in te perken. En om de machtigen te beschermen tegen degenen die hen uitdagen.”
Toch lijkt er een breuk in die trend te komen, denkt Jorge Castaneda. Hij was de Mexicaanse minister van Buitenlandse Zaken tussen 2000 en 2003 en is momenteel hoogleraar aan de New York University en bestuurslid van Human Rights Watch.
In een opinieartikel in The New York Times schrijft hij dat 2018 een cruciaal jaar kan worden voor Latijns-Amerika. Nadat er eind vorig 2017 al verkiezingen in Chili en Honduras werden gehouden, zullen burgers dit jaar in Colombia, Mexico, Brazilië, Costa Rica, Paraguay en Venezuela naar de stembus gaan.
In al deze landen spelen dezelfde grote kwesties, stelt Castaneda. „Corruptie, misdaad en geweld, een diepe en breedgedragen ontevredenheid met de democratie en een groeiende frustratie over gelijkblijvende, middelmatige of ronduit schrikbarende economische prestaties.”
Dat zou er volgens de Mexicaanse wetenschapper toe kunnen leiden dat er dit jaar in een aantal landen „volslagen nieuwkomers” aan de macht komen. Al is het alleen maar omdat de bevolking de zittende machthebbers zat is. Hij verwacht dat vooral in Colombia en Venezuela.
Maar in de meeste andere landen voorziet Castaneda geen grote politieke aardverschuivingen, in tegenstelling tot de uitkomst van voorgaande verkiezingen. Dat betekent volgens hem dat de democratie in Latijns-Amerika eindelijk vast geworteld is en bestand is tegen grote veranderingen, alle recente protesten ten spijt. „En dat is goed nieuws voor de regio.”
Brazilië is geen tijger meer
Brazilië was lange tijd een van de economische tijgers van de wereld en de beste leerling in de klas van ontwikkelingslanden. Daar is niet zo veel meer van over. Corruptie is een van de oorzaken.
De Grote Vijf werden ze genoemd. Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika – afgekort Brics. De snelst groeiende economieën ter wereld. Met een potentieel dat de staatshuishoudingen van de Verenigde Staten en Japan in de toekomst zou kunnen overtreffen.
Brazilië had die status vooral te danken aan het beleid van Inacio Lula da Silva, president van 2003 tot 2011. Hij wist enerzijds investeringen van grote bedrijven aan te trekken, maar besteedde de staatsinkomsten ook aan het opzetten van programma’s voor sociale voorzieningen. Daardoor kende Brazilië de afgelopen jaren een ongekende economische groei.
Door de toenemende wereldwijde vraag naar grondstoffen –met name vanuit China– konden naar schatting 30 miljoen arme Brazilianen de afgelopen jaren de overstap naar de min of meer gegoede middenklasse maken.
Overigens pikte Lula zelf ook de nodige illegale graantjes van de economische voorspoed mee. Dat kwam hem duur te staan. Afgelopen week werd de oud-president in hoger beroep tot twaalf jaar cel wegens corruptie veroordeeld. Zijn opvolger Dilma Rousseff werd om soortgelijke redenen afgezet.
De tijdelijke welvaart maakte Brazilië weliswaar tot een rijzende ster aan het wereldwijde economisch firmament, maar verdoezelde tegelijkertijd de onderliggende problemen in het land.
Broodnodige investeringen in het spoor- en wegennet werden in de koelkast gezet. De productiviteit in bedrijven bleef op een laag pitje door lage opleiding en slechte training. En ondertussen tierde de corruptie welig.
Die combinatie, en de eenzijdige gerichtheid op de export van goederen, maakte dat Brazilië momenteel de ergste economische crisis sinds de jaren 30 van de vorige eeuw meemaakt. De tanden van de veelbelovende Zuid-Amerikaanse tijger zijn stomp geworden. Dat belooft weinig goeds voor de rest van het Latijns-Amerikaanse continent.