Groenland ontworstelt zich langzaam aan Deense ‘kolonisator’
Groenland werkt zich langzaam maar zeker naar echte onafhankelijkheid toe. Niet alleen bestuurlijke, maar ook economische. Die overtuiging heeft Lars Emil Johansen, een van de Groenlandse politici die er in de jaren zeventig van de vorige eeuw bij waren toen de aanzet werd gegeven tot het dekolonialiseringsproces.
Precies een kwarteeuw na de vorming van een eigen landsbestuur -21 juni 1979 was het zover- staat Johansen nog steeds vooraan als het gaat om de bevordering van de zelfstandigheid van het grootste eiland ter wereld, nu als vertegenwoordiger van Groenland in het Deense parlement. Groenland heeft in totaal twee afgevaardigden in de volksvertegenwoordiging in Kopenhagen. Dat geeft aan dat de banden met de voormalige koloniale machthebber nog steeds buitengewoon sterk zijn. Denemarken en Groenland maken beide deel uit van hetzelfde koninkrijk, een situatie die staatsrechtelijk ”rijksgemeenschap” wordt genoemd.
„Een misleidende aanduiding”, vindt Johansen. „Er is nu in feite maar één rijk en dat is Denemarken. Groenland is nog steeds in hoge mate afhankelijk van wat er in Kopenhagen wordt beslist. Maar ik hoop dat we over nog eens 25 jaar zover zijn dat er sprake is van een rijk met twee echt zelfstandige partners. En wat mij betreft hoeven we daar niet mee te wachten tot de gouden bruiloft. Het mag ook eerder.”
Johansen maakte de eerste achttien jaar van het eigen Groenlandse bestuur mee als lid van het landsparlement en als minister. Bovendien was hij zes jaar voorzitter van het landsbestuur (te vergelijken met de functie van premier), van 1991 tot 1997. Volgens hem is er de afgelopen 25 jaar ondanks de niet te loochenen fouten veel bereikt. Lang verkeerden de eilandbewoners sociaal gezien in een wanhopige toestand. Alcoholmisbruik en een ontwricht gezins- en familieleven waren nijpende problemen. Het land is deze weliswaar nog steeds niet voor 100 procent de baas, maar heeft ze toch flink weten terug te dringen.
Vooral de trek vanuit de kleine nederzettingen naar de paar grotere steden was de oorzaak van de sociale catastrofe die Groenland heeft geteisterd, vertelt Johansen. „De oude familiestructuren gingen verloren zonder dat daarvoor wat in de plaats kwam. De stemming onder grote delen van de bevolking was wanhopig. Pas nu begint Groenland een beetje tot rust te komen. De wanhoop ligt er niet meer zo heel dik bovenop. Het alcoholgebruik per inwoner is nog steeds hoog, 220 liter per jaar. Maar we zitten daarmee toch wat dichter in de buurt van Denemarken.
Het terugdringen van de alcohol is een van de succesverhalen van het landsbestuur. Het wist hiermee een taboe te doorbreken. Landsbestuurders die verslaafd waren -ik hoorde er ook bij- hebben zich laten behandelen en daar geen geheim van gemaakt. Daarmee lieten ze zien dat je zelf de stap kunt nemen om van de drankverslaving af te komen.”
Belangrijke bijdragen aan de dekolonialisering waren verder de invoering van een eigen op de oorspronkelijke bevolking toegesneden onderwijssysteem met Groenlands als eerste taal. Ten minste even belangrijk is dat het systeem uitgaat van de Groenlandse waarden en de Groenlandse werkelijkheid. Voor middelbaar onderwijs op gymnasiumniveau kan de jeugd nu ook in eigen land terecht. Voorheen moesten jongeren daarvoor naar Denemarken.
Dat Groenland in 1985 officieel zijn eigen vlag kreeg, is mogelijk van meer symbolische dan van praktische betekenis, maar het onderstreepte het diepe verlangen tot onafhankelijkheid. In hetzelfde jaar stapte Groenland bovendien uit de toenmalige Europese Gemeenschap, de huidige EU. Een opmerkelijke en vooralsnog unieke stap. Motief waren de visserijrechten waarop de EU door het Groenlandse lidmaatschap aanspraak kon maken.
Visserij is het veruit belangrijkste middel van bestaan voor de 55.000 inwoners van Groenland. Om in de Groenlandse wateren mee te mogen vissen moet de EU nu onderhandelen en fors betalen: op het ogenblik ruim 40 miljoen euro per jaar. Formeel wordt dit bedrag geboekt als economische hulp.
Johansen vindt het een minpunt dat het Groenlandse bestuur ondanks de dekolonialisering nog steeds door en door Deens is. „Het wordt geleid door mensen bij wie de Deense waarden en normen met de paplepel zijn ingegoten. Een van de grootste uitdagingen is om het systeem te groenlandiseren, dat wil zeggen dat het primair de Groenlandse bevolking als doelgroep heeft. Inwoners die geen Deens en Engels spreken voelen zich nu vreemdeling in eigen land.
Ondanks alles is het natuurlijk wel zo dat Groenland en Denemarken 300 jaar elkaars lot hebben gedeeld. De Deense taal zal nooit helemaal kunnen verdwijnen. Maar behalve het Groenlands en Deens zal het Engels meer aandacht moeten krijgen.”
Een op zijn minst even belangrijke uitdaging is om economisch zo zelfstandig te worden dat de Deense bijdrage (momenteel 400 miljoen euro per jaar) kan worden gemist. „Het moet kunnen. We hebben een rijk grondstoffenpotentieel. Waar het op aankomt de komende jaren is onderwijs en zelfvertrouwen. Vooral zelfvertrouwen. We moeten het zelf willen doen. We willen graag vrienden blijven met Denemarken, maar niet vanwege het geld.
Denemarken zou er zelf ook harder aan moeten werken om ons economisch op eigen benen te laten staan. Daar zou het land door kunnen winnen aan internationaal aanzien.”