Aan de rafelranden van de stad
Ruim een op de tien Indonesiërs leeft nog altijd onder de armoedegrens. Java, de op een na rijkste Indonesische regio, herbergt meer dan de helft van de armen van het eilandenrijk.
In 2016 leefden een kleine 15 miljoen Javanen in armoede. Onder hen zijn veel kinderen, zoals de 7-jarige Lucman en de 5-jarige Lucky. Voor hen is dagelijks niet meer beschikbaar dan 90 dollarcent per persoon.
Veel van deze kinderen kunnen niet naar school. Drie op de vijf kinderen die in armoede opgroeien, hebben geen toegang tot de gezondheidszorg en bijna de helft beschikt niet over een ziektekostenverzekering. Ruim zes op de tien kinderen hebben geen toegang tot sanitaire voorzieningen en vier op de tien beschikken niet over schoon drinkwater.
President Joko Widodo beloofde in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2014 dat hij het armoedepercentage zou verlagen van ruim 11 in 2015 tot 7 in 2019, en dat hij de ongelijkheid tussen arm en rijk en tussen de verschillende Indonesische regio’s zou terugdringen.
De overheid gaf de afgelopen jaren tientallen triljoenen roepia’s uit aan armoedebestrijding om het welzijn van de armen te verbeteren: ze subsidieerde landbouwprojecten, verbeterde de infrastructuur, startte bouwprojecten om de economie te stimuleren en banen te creëren, en investeerde in sociale programma’s. Het had niet het gewenste effect.
Het Indonesisch Bureau voor de Statistiek (BPS) becijferde dat de bestrijding van de armoede vanaf september 2016 stagneerde vanwege de hoge inflatie. Ofwel: de overheidsuitgaven aan armoedebestrijding konden de inflatiecijfers niet compenseren. De kloof tussen arm en rijk bleef daardoor ongewijzigd groot.
De president heeft ondertussen zijn ministers op het hart gedrukt alles in het werk te stellen om de armoede te bestrijden. Wellicht kan de dakloze Ully dan met haar echtgenoot Bagus en hun kinderen Misba, Aulia, Lucman en Lucky in een huisje wonen. Het is haar grote droom.
Thuis onder de snelweg
Bagus (36) woont samen met zijn echtgenote Ully (43) onder een snelweg in Jakarta, waarover dag en nacht verkeer raast. De lucht is er vies: veel verkeersdeelnemers wapenen zich met mondkapjes tegen smog en uitlaatgassen.
Bagus en Ully hebben vier kinderen, van wie de twee oudsten van 13 en 9 jaar bij hun grootouders in huis wonen. De twee jongsten bivakkeren bij hun ouders onder het viaduct, in de buitenlucht: de 7-jarige Lucman en de 5-jarige Lucky. Naar school gaan ze niet.
Ully is geboren in een woonwijk in Jakarta, maar woont naar eigen zeggen al twintig jaar onder de snelweg. Bagus komt van Oost-Java en trok naar Jakarta om werk te zoeken. „Elf jaar geleden zijn we getrouwd. Hij verzamelde plastic, ik sorteerde het. Zo vonden we elkaar.”
Nog altijd leeft het stel voor een groot deel van plastic. Ully verzamelt elke dag een grote tas vol plastic en sorteert het nauwkeurig: de etiketten worden van de flessen gesneden en verzameld in een tas, net als de doppen. De schoongemaakte flessen leveren haar gezin per zak omgerekend zo’n 6 euro op. Ully en Bagus kunnen er geen woning van betalen, laat staan een opleiding voor kun kinderen Lucman en Lucky.
„We voelen ons hier veilig, hoewel we geen bescherming hebben tegen regen en wind”, zegt Ully, die gebruik kan maken van een toilet in de buurt, waar ze zich ook kan wassen. „We wonen hier met een tiental anderen. De kinderen vermaken zich best onder de snelweg. Toch hoop ik dat ooit mijn droom uitkomt en dat we op een dag een eigen huis zullen hebben.”
Gelukkig met enkel eten
„Ik woonde in Bogor, op Midden-Java, maar was er werkloos”, vertelt Rohana (50), moeder van Omad (25), Decil (16), Fadja (5) en Tia (3). Ze is weduwe. „Ik zag geen toekomst meer voor mij en mijn kinderen, daarom trokken we naar Jakarta.” In de hoofdstad vond ze werk: elke dag wast ze de kleding van haar klanten.
Ze verdient er maandelijks 300.000 roepia mee, zo’n 20 euro. Het is volgens haar genoeg om van te leven, maar een huis kan er niet van af. „Daarom leven we buiten en slapen we op straat.”
De 17-jarige Winda leeft samen met het dakloze gezin van Rohana sinds ze een kindje verwacht van Decil. Winda komt uit de wijk Nora Baru, waar haar ouders wonen. „Ik ontmoette Decil in de buurt van ons huis, en ik ben heel blij dat we trouwden en dat ik nu elke dag bij hem ben”, lacht ze.
Moeder Rohana is niet van plan terug te gaan naar Bogor, hoewel ze op straat moet leven. „Ik heb geen familie en geen werk in Bogor”, zegt ze. „Het leven in Jakarta is veel beter, hoewel ik het jammer vind dat ik mijn kinderen niet naar school kan laten gaan. Ik kan hun te eten geven en dat maakt me gelukkig, hoewel ik me geen dure melk kan permitteren. Soms is het koud op straat, maar als het regent blijf ik redelijk droog onder het viaduct.”
Arbeidsmigrant
Sukirman (56) leeft al twaalf jaar gescheiden van zijn vrouw en drie kinderen: zij wonen in Bogor, hij in een huisje vlak bij de snelweg in Jakarta. Sukirman is chauffeur op een brommertaxi, ojek, en verdient daarmee 1 miljoen roepia per maand (zo’n 62 euro), waarvan hij elke maand 400.000 roepia kwijt is aan de huur van zijn huis. De rest stuurt hij zo veel mogelijk naar huis. Hij is trots op zijn 17-jarige dochter Lisa Uljana, die een opleiding volgde en nu een kok helpt in een restaurant.
„Veel bewoners zijn weggestuurd uit het centrum van Jakarta”, zegt hij. „Sloppenwijken werden met de grond gelijkgemaakt en in de plaats daarvan werden parken aangelegd en speeltuintjes geopend. De voormalige bewoners wonen nu gedwongen buiten het centrum, soms zelfs buiten de stad. Ze zijn veel geld kwijt aan transport.”
Ook de mat is een slaapplek
Grootmoeder Nanny (60) bewoont een klein piepklein huisje dat ’s nachts tot de nok toe gevuld is met gezinsleden en zelfs op de deurmat nog twee mannen een slaapplaats biedt.
„We wonen met verschillende families samen, omdat we geen compensatie kregen toen we door de bestuurders van Jakarta gedwongen werden te verhuizen”, klaagt haar dochter Sita (40), die hoopt op een goede dag nog een huwelijksaanzoek te krijgen. Het stadsbestuur van Jakarta ruimt geregeld illegaal gebouwde sloppenwijken op, waardoor de bewoners op straat komen te staan.
Sita rondde haar middelbareschoolopleiding af en werkte jarenlang in een fabriek waar ze dagelijks een kleine 3 euro per dag verdiende. Ze raakte haar baan echter kwijt. Hoewel ze haar loon te laag vond voor de lange werkdagen, wil ze dolgraag terug.
Ze herinnert zich de tijd waarin president Suharto aan de macht was (1967 tot 1998) als een voorspoedige tijd. „Het leven was toen veel beter: het eten was goedkoper, de benzineprijs lager en de roepia sterker. Dat is echt verleden tijd: elke dag breek ik mijn hoofd over de vraag hoe ik aan eten moeten komen.”
Sita’s oudere zus Suhaini (42) trouwde met Fasil (41), die elektrische apparaten verkoopt en daarmee de kost verdient voor alle bewoners van het huisje aan de snelweg.
Hun 16-jarige dochter Diny is zangeres en beroemd: ze heeft via haar Facebookaccount veel vrienden. Het meisje slaapt op een primitieve, kleine verdieping, samen met haar pasgeboren dochtertje Mahirah. Haar echtgenoot Ian ligt in het ziekenhuis omdat zijn weerstand terugliep en hij ziek werd.