Als jongen misbruikt in de cabine van een tankwagen
Een tankwagenchauffeur nam hem als kind mee. In het halfuur dat volgde, was Cor van Haaften in de cabine getuige van seksuele handelingen. Deze gebeurtenis, waarover hij jaren zweeg, stempelde zijn leven.
Het spreken over zijn traumatische jeugdervaring raakt Van Haaften (58) nog steeds zichtbaar. Als de christelijke kleuterschool in zijn woonplaats Gouda op woensdag om halftwaalf uitgaat, moet de 4-jarige Cor een halfuur wachten op zijn 11-jarige zus om samen naar huis te gaan. Voor de school stopt op een dag een tankwagen die olie aflevert voor de verwarming. Het voertuig imponeert een groep kleuters. „We vroegen: „Mogen we meerijden?” Van alle kinderen die daar stonden, koos de chauffeur, in mijn beleving een oudere man, mij uit”, blikt Van Haaften terug.
Na korte tijd zet de chauffeur de tankwagen stil. „Hij verrichtte seksuele handelingen bij zichzelf, terwijl ik naast hem zat.” Precies om 12.00 uur levert hij Cor weer af bij school. „M’n zus zag dat ik uit de vrachtwagen kwam en gaf me op m’n kop dat ik met een vreemde man was meegegaan. Thuis vertelde ze het. Mijn ouders waren ook boos, maar ze hebben nooit gevraagd wat er was gebeurd.”
Jarenlang draagt Cor het geheim met zich mee. De tijd vervaagt of vertekent de herinnering niet, zegt hij. „Deze is me altijd scherp voor ogen blijven staan. Toen het gebeurde, bevroor ik. Ik besefte: dit klopt niet, maar ik kon er geen woorden aan geven. Mijn kijk op de wereld en op mannen is op dat moment veranderd. Ik wist niet wat ik ermee aan moest, maar die gebeurtenis kwam telkens terug in mijn gedachten. Dan zag ik dat geslachtsdeel weer voor me. Ik kwam niet los van de dader. Hij had ingebroken en iets gestolen van mij.”
Depressief
Van zijn verdere schoolperiode blijft Van Haaften bij dat hij een onzeker kind is dat last heeft van minderwaardigheidsgevoelens. In zijn puberteit en adolescentie maakt hij enkele depressieve periodes door. Na het voortgezet onderwijs volgt hij een opleiding voor verpleegkundige en vindt hij werk op een intensivecareafdeling van een ziekenhuis. Hij trouwt met Henriëtte, met wie hij vier kinderen krijgt, nu in de leeftijd van 18 tot 26 jaar.
Als de oudste twee kinderen zijn geboren, krijgt zijn vrouw hem aan het praten. „Ik dacht altijd: Niemand zal dit ooit van me horen. Ik voelde zo’n schaamte. Mijn vrouw merkte dat ik geremd was op het gebied van intimiteit en seksualiteit. Ze had al vaak tegen me gezegd: „Er is iets”, maar ik ontkende dat altijd. Toen ik 32 was kon ik er niet langer mee leven dat ik de waarheid niet sprak. Er was geen uitweg meer, ik moest het vertellen.”
Zijn vrouw reageert geschokt, maar ook met veel begrip. Ze adviseert hem professionele hulp te zoeken. Van Haaften, lid van de hervormde gemeente in Gouda, neemt ook zijn predikant in vertrouwen. „Ik was ouderling en vond dat ik het hem moest vertellen. Hij luisterde naar mijn verhaal en bad met me. Dat was voor mij genoeg, omdat ik een hulpverleningstraject in ging. Achteraf gezien schoot ik daar echter niet zo veel mee op. De therapeut ging nauwelijks op het misbruik in.”
Zondig en smerig
Ook na het doorbreken van het zwijgen houdt Van Haaften moeite met wat hij als kleuter meemaakte. „Het is een heel proces om een geheim dat je zo lang hebt meegedragen echt los te laten. Intussen bagatelliseerde ik het: het is niet zo erg, ik hoefde alleen maar te kijken. Nu besef ik: misbruik is niet alleen wat je zelf ondergaat, maar ook wat je ziet. Het zijn beelden die bij je naar binnen dringen, die je niet kunt verwerken en die met je meegaan.”
Het geloof is belangrijk voor Van Haaften. „Hoewel ik mezelf zondig en smerig voelde en van mezelf walgde vanwege wat me was overkomen, heb ik me op de een of andere manier gedragen geweten door God. Ik ervaar dat Hij met mij meegaat. Hij heeft het misbruik niet gewild, al blijft het een lastig punt waarom het dan toch is gebeurd.”
Op zijn 50e begint Van Haaften een hbo-studie maatschappelijk werk en dienstverlening. „Tijdens de opleiding kwam het seksueel misbruik iedere keer als een pop-up naar boven.” De echte verwerking begint als hij bij het Opleidingsinstituut voor Psychodrama in Cothen de opleiding gaat volgen voor hulpverlening aan mannen die als kind seksueel zijn misbruikt. Tijdens die studie reconstrueert hij zijn eigen jeugdervaring.
Via zijn vroegere basisschool probeert hij erachter te komen welke man hem heeft meegenomen, maar dat spoor loopt dood. „Via de administratie was het niet meer te achterhalen. Als ik de chauffeur wel had kunnen opsporen, had ik een ontmoeting met hem gewild om het proces voor mezelf af te sluiten. Ik had hem willen laten weten wat hij mij heeft aangedaan en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. Omdat hij destijds waarschijnlijk al wat ouder was, is de kans groot dat hij niet meer leeft.”
Terugkijkend noemt Van Haaften „de eenzaamheid, het je vies voelen” het moeilijkste uit de jaren dat hij over zijn verleden zweeg. „Er zijn twee momenten geweest dat ik dacht: ik kan beter niet meer leven. Ik ben ervan overtuigd dat veel suïcidaliteit gerelateerd is aan misbruikervaringen.”
Restschade
In 2014 begint Van Haaften naast een baan als maatschappelijk werker een praktijk voor psychosociale hulpverlening in Reeuwijk. Hij richt zich vooral op begeleiding van mannelijke slachtoffers van misbruik.
Het leidt ertoe dat hij in bredere kring openheid geeft. „Toen ik de praktijk begon, vroegen mensen aan me: Waarom heb je dit specialisme gekozen? Ik stond voor de keus: Ga ik het vertellen of ga ik weer liegen?” Hij kiest voor het eerste, waarbij hij besluit eerst zijn kinderen en zijn broers en zussen te vertellen wat hem is overkomen. „Vooral mijn oudste zus, met wie ik meekwam uit school, vond het verschrikkelijk en voelde zich schuldig. Maar ik heb gezegd: Jij kunt er niets aan doen.”
Na een lange weg heeft hij het misbruik een plek gegeven. „Ik heb mezelf leren aanvaarden zoals ik ben, met de schade die ik heb opgelopen. Er blijven momenten dat een zekere angst de kop opsteekt, bijvoorbeeld als ik dominante mannen tegenkom. In een groep mensen kan me zomaar een gevoel van vervreemding bekruipen, het idee dat ik er niet bij hoor vanwege wat ik heb meegemaakt. Ik noem dat de restschade van het misbruik. Af en toe heb ik daar nog last van, maar ik kan er nu goed mee leven.”
„Op seksueel misbruik van jongens rust sterk taboe”
De een ging als jongen elke week naar de melkboer, een alleenstaande man. Niemand vroeg zich af wat daar gebeurde, maar het misbruik dat lange tijd plaatshad trok diepe sporen. Een ander werd misbruikt in een internaat, terwijl een derde slachtoffer werd van een huisvriend van wie niet bekend was dat hij pedofiele gevoelens had. Het zijn voorbeelden van misbruik van jongens die Cor van Haaften hoorde in zijn praktijk voor psychosociale hulpverlening in Reeuwijk. Sinds de start in 2014 krijgt hij mannen in behandeling die als kind seksueel zijn misbruikt.
Of ze nu eenmalig of langdurig met misbruik te maken hadden, de klachten blijken hetzelfde. „De meesten zijn getraumatiseerd op het gebied van seksualiteit. Ze zijn hyperseksueel of juist aseksueel geworden”, zegt Van Haaften, zelf ervaringsdeskundige. Ook kampen veel slachtoffers met herbelevingen en zijn ze instabiel. „Mannen die zijn misbruikt, kunnen bijvoorbeeld hun agressie moeilijk hanteren. Ineens kunnen ze ontploffen. Ook hebben veel mannen te maken met verslavingen, bijvoorbeeld aan roken, gokken, drugs of alcohol, en vaak ook aan masturbatie of porno.”
Op seksueel misbruik van jongens rust een sterk taboe, merkt Van Haaften. „De meeste van mijn cliënten zijn 40-plus. Ze hebben het misbruik uit hun jeugd jarenlang diep weggestopt, maar houden dat op den duur niet vol. Hoe langer je het geheim bewaart, hoe sterker het trauma wordt. Dit maakt dat het proces van verwerking een lange weg is. Vaak zijn er vele gesprekken nodig voordat iemand eraan toe is om te vertellen wat er precies is gebeurd. De gevoelens van schuld en schaamte zijn enorm.”
Als onderdeel van de hulpverlening laat Van Haaften cliënten de gebeurtenissen reconstrueren. „Dat is heel ingrijpend en kan maanden duren, maar het is een onmisbare schakel in de verwerking. Je moet terug naar het moment, anders komt het onverwacht jou opzoeken.” Zo mogelijk adviseert de therapeut slachtoffers samen met een vertrouwd persoon uit hun omgeving de dader –meer dan eens iemand die zelf in zijn jeugd is misbruikt– met zijn gedrag te confronteren. „Soms kan er alsnog sprake zijn van aangifte, als de cliënt dat wil.”
De #MeToo-campagne, waarin ook mannen misbruikervaringen delen, leidde in zijn praktijk niet tot een toename van aanmeldingen. Van Haaften benadrukt wel dat openheid over misbruik van jongens van belang is, ook in christelijke kring. Recent gaf hij voorlichting aan medewerkers van het Reformatorisch Meldpunt. Donderdagavond houdt Van Haaften een informatieavond over de impact en de verwerking van misbruik bij jongens. Bij voldoende belangstelling start binnenkort een mannengroep. „De ervaring leert dat deelnemers onder meer herkenning vinden bij elkaar, wat het herstel bevordert.”
Misbruik van minderjarigen
Seksueel misbruik van minderjarigen kent vele vormen. Kennisinstituut Movisie spreekt van „situaties waarbij seksuele handelingen plaatsvinden binnen een afhankelijkheidsrelatie. Het kan hierbij ook gaan om de confrontatie met seksuele of seksueel geladen handelingen van derden.”
Kenniscentrum Rutgers maakt onderscheid tussen seksuele grensoverschrijding en seksueel geweld. „We spreken van seksueel geweld als iemand wordt gedwongen iets seksueels te doen wat die persoon niet wilde, of als iemand tegen de wil seksuele handelingen heeft verricht of toegestaan.”
Het deze week verschenen rapport ”Seksuele gezondheid in Nederland” van Rutgers geeft aan dat 5 procent van de vrouwen en 2 procent van de mannen jonger dan 12 jaar was toen ze voor het eerst grensoverschrijding meemaakten. In de categorie ”voor het 16e jaar” zijn deze percentages respectievelijk 14 en 4.
Van de ondervraagden werd 10 procent van de vrouwen en 3 procent van de mannen voor het 16e jaar slachtoffer van seksueel geweld. Iets meer dan een op de drie mannen en een op de vier vrouwen die seksueel geweld meemaakten, heeft dit nooit aan iemand verteld. Een op de vijf mannen en twee van de vijf vrouwen geven aan dat ze hulp hebben gekregen bij de verwerking.