Mens & samenleving

Door brandwonden getekend voor het leven

Elke dag wordt Arend Wesdijk geconfronteerd met de gevolgen van zijn mislukte suïcidepoging. Aan zijn geschonden gezicht raakte hij gewend. Het zijn vooral zijn verbrande handen die hem soms pijn en ongemak bezorgen. „Ik ben gaan drummen omdat gitaarspelen, wat ik sinds mijn jeugd deed, niet meer lukte.”

4 January 2018 19:13Gewijzigd op 16 November 2020 12:20
Het gitaarspelen bezorgt Arend Wesdijk scheurtjes in de huid van zijn verbrande handen. beeld RD, Henk Visscher
Het gitaarspelen bezorgt Arend Wesdijk scheurtjes in de huid van zijn verbrande handen. beeld RD, Henk Visscher

Het appartementje van Arend Wesdijk (37) in Barendrecht verraadt de muziekliefhebber. Het eerste wat de bezoeker ziet, is een serie gitaren, een piano en een drumstel. De gitaar heeft zijn voorkeur, maar de littekens op zijn handen maken het hem soms onmogelijk om dit instrument te bespelen.

Op 25 juni 2013 ging zijn leven ondersteboven. „Ik zat destijds niet zo lekker in mijn vel. De relatie met mijn Zuid-Afrikaanse partner was definitief stukgelopen. In een laatste poging om ons huwelijk te redden, was ik met haar meegegaan naar Zuid-Afrika. Huis en werk had ik opgegeven.”

Terug in Nederland betrok hij een antikraakwoning in Dordrecht. „Verder had ik niks. Vanwege mijn psychische omstandigheden lukte het me niet om te solliciteren. Toen het echt niet meer ging, meldde ik me bij de sociale dienst: het laatste vangnet. Daar werd ik als een soort crimineel behandeld.”

Het was de druppel die de emmer deed overlopen. „Voor mijn gevoel was ik de samenleving alleen maar tot last. Daarom besloot ik mezelf te vergassen. Dat mislukte, met een explosie tot gevolg.” Bedekt met brandende plafondplaten die naar beneden kwamen, vluchtte hij naar buiten. Vooral zijn gezicht en zijn handen raakten zwaar verwond. „Daarmee hield ik een dakplaat tegen. Op een gegeven moment brandde mijn broek aan mijn bovenbenen vast.”

Hallucinaties

Met loeiende sirenes werd hij naar het brandwondencentrum van het Maasstadziekenhuis in Rotterdam gebracht. „Daar ben ik de eerste anderhalve week kunstmatig in slaap gehouden.” Een normale slaap was het niet. „Een deel van wat er om me heen gebeurde, drong tot me door en verwerkte ik in mijn hallucinaties. Die staan me nog helder voor de geest.

Zo was ik op een gegeven moment in gesprek met FC Dordrecht, omdat ik daar wilde gaan voetballen. Dat kon niet op korte termijn, omdat ik verbrand was. Ik begreep niet waarom we dat gesprek in een camper voerden, de ene keer met een man en dan weer met een vrouw. Ik vermoed dat die hallucinatie te maken heeft met de rit in de ambulance. In een andere hallucinatie was ik op een receptie waar een vrouw ineens ging bevallen. Ik moest assisteren. Later hoorde ik van mijn zusje dat ze me op de intensive care heeft verteld dat ze zwanger was.”

Vooral zijn handen waren voor de verantwoordelijke artsen een bron van zorg. Na een week besloten ze operatief in te grijpen. „Traumachirurg Kees van der Vlies heeft op 2 juli, mijn verjaardag, mijn handen gered. Dat is het mooiste cadeau dat ik ooit heb gekregen. Met donorhuid van mijn been zijn ze gerepareerd.”

Na de ingreep verbleef hij nog ruim een week op de intensive care. Intussen bij kennis. Het hallucineren was daarmee voorbij. Over de zorg in het brandwondencentrum heeft hij niets dan lof. „De betrokkenheid van het personeel op de patiënten is enorm. Voor mij was dat ook mentaal een helende ervaring. Als je er een eind aan wilt maken omdat je je te veel voelt, is het bijzonder wanneer mensen zo veel tijd, geld en zorg aan je besteden. Bovendien had ik de eerste zes weken al mijn energie nodig om de pijn de baas te blijven.”

Traumatische bezigheid

Het grootste deel van de dag lag hij apathisch in bed. „Waarschijnlijk omdat het herstel van je lichaam zo veel energie vraagt dat de activiteit van de hersenen bewust wordt afgeremd. Denken komt later wel weer. Vooral het schoonmaken van de wonden en het aanbrengen van de zalf is voor een brandwondenpatiënt een traumatische bezigheid. Wanneer ik een wandelingetje over de gang maakte, hoorde ik soms het gekrijs van verbrande peuters. Dat ging door merg en been. Als volwassene weet je dat het niet anders kan; dat valt zo’n kind niet uit te leggen. Het genezingsproces van de wonden gaat gepaard met verschrikkelijke jeuk. Daar heb ik meer dan een jaar last van gehouden.”

Na acht weken werd hij ontslagen. Daarmee was het behandelingstraject niet ten einde. „Dat blijft bij brandwonden doorgaan. Ik ben intussen een aantal keren geopereerd door een plastisch chirurg. De transplantatiehuid op mijn handen is nog steeds iets te kort. Daardoor scheurt hij bij de vingers soms in. Dat is pijnlijk en vervelend.”

Ook voor zijn mond waren hersteloperaties nodig. „Die groeide door de littekenvorming helemaal dicht. De kop van de elektrische tandenborstel kon ik alleen op z’n kant naar binnen krijgen. De getransplanteerde huid op mijn voorhoofd is na een jaar of twee weer verwijderd, omdat het weefsel eronder rood en actief bleef. Waarschijnlijk door een bacterie. De tweede transplantatie is in Beverwijk gebeurd, omdat ze daar op dit terrein meer gespecialiseerd zijn. Die verwijzing vond ik heel positief. In de brandwondenzorg wordt echt gedacht vanuit de patiënt, is mijn ervaring.”

Onzekerheid

De frequente pijn en continue jeuk zijn verleden tijd. „Het enige wat me nu nog hindert, is het trekken van de huid. Ik ben gaan drummen omdat gitaarspelen, wat ik sinds mijn jeugd deed, niet meer lukte. Als ik dat probeer, moet ik het bezuren. Zie ik hoe ernstig mijn brandwonden waren, dan kan ik alleen maar dankbaar zijn. Zeker als ik besef dat er van het huis na die explosie niets over was. Het is echt een wonder dat ik hier zit. Het veroorzaken van die explosie was mijn verantwoordelijkheid, maar God heeft alles ten goede gebruikt. Ik had het gevoel dat ik onvoldoende kon bijdragen aan de samenleving. Die brand heeft vooral mijn hoofd en mijn handen beschadigd, de lichaamsdelen waarmee een mens het meest presteert. Geleidelijk ging ik beseffen dat ik er mag zijn om wie ik ben, niet om wat ik presteer.”

Een blik in de spiegel is allang niet meer confronterend. „Zo zie ik mezelf elke dag. Een foto van mezelf raakt me meer. Dan kijk je vanuit een ander perspectief. Mijn zelfbeeld is door die littekens niet veranderd. Hooguit heb ik nu iets concreets om een gevoel van onzekerheid aan toe te schrijven. Maar dat heeft iedereen wel.”

Foute grappen

Door zijn betrokkenheid bij de Vereniging van Mensen met Brandwonden, waarvan hij korte tijd voorzitter was, leerde Wesdijk bovendien zien wat hij nog heeft in vergelijking met sommige lotgenoten. „Mijn gelaatsuitdrukking is bewaard gebleven. Daar ben ik heel blij mee.”

Een lastig punt in de huidige fase is het beslissen over vervolgoperaties. „In het begin heb je geen keus. Ze zijn gewoon nodig. Bij het controlebezoek na de ene operatie wordt de volgende operatie afgesproken. Nu is de keuze aan mij. Of ik moet mezelf de vraag stellen: wanneer komt het me uit?” De kwaliteit van de brandwondenzorg in Nederland staat voor de inwoner van Barendrecht buiten discussie. „We staan binnen Europa aan de top.”

Voor de psychische verwerking van zijn veranderde uiterlijk was lotgenotencontact de probate remedie. „We maakten over onze brandwonden de meest foute grappen, die gezonde mensen nooit mogen maken. Het klinkt voor buitenstaanders vreemd, maar dat is dé manier om ze voor jezelf een plek te geven.”

Dit is het eerste deel van een tweeluik over de zorg na verbranding. Zaterdag traumachirurg dr. Kees van der Vlies van Brandwondencentrum in Rotterdam.

Samen sterk voor mensen met brandwonden

Elk jaar worden in Nederland zo’n 1500 mensen opgenomen vanwege ernstige brandwonden. Berucht is het tafelkleed waaraan een peuter trekt, met het gevolg dat de pot met hete thee over het lichaam van de kleine gaat. Ook vuurwerk is een belangrijke kwaaddoener. De grote brand in café Het Hemeltje in Volendam, in de nieuwjaarsnacht van 2000 op 2001, werd veroorzaakt door simpele sterretjes. Die zorgden ervoor dat de kerstversiering aan het plafond vlam vatte, met desastreuze gevolgen.

Ruim de helft van de patiënten met ernstige brandwonden gaat naar een van de drie gespecialiseerde medische centra: in Beverwijk, Rotterdam en Groningen. De ernst van de situatie wordt bepaald door de graad van verbranding en de hoeveelheid huid die is verbrand. Voor buitenstaanders is het bijzonder misleidend dat juist zeer ernstige brandwonden in eerste instantie weinig pijn veroorzaken.

De primaire behandeling bij ernstige verbranding is gericht op het in stand houden van de vitale lichaamsfuncties van de patiënt. Als het levensgevaar is geweken, komt de nadruk te liggen op de wondbehandeling. Soms is al in een vroeg stadium huidtransplantatie noodzakelijk. Het is doorgaans de eerste ingreep in een lange serie.

Behalve ernstige lichamelijke gevolgen hebben brandwonden ook psychisch grote impact. Zeker als het hoofd is aangetast. De slachtoffers moeten leren leven met hun geschonden gezicht. Voor lotgenotencontact, psychosociale ondersteuning en praktische informatie kunnen ze terecht bij de Vereniging van Mensen met Brandwonden, die ruim 500 leden telt. De vereniging werkt nauw samen met de Nederlandse Brandwonden Stichting en Stichting Kind en Brandwond.

Aanvankelijk heette de in 1977 opgerichte organisatie Nederlandse vereniging van ex-brandwondpatiënten. Het ”ex” werd na verloop van tijd geschrapt, omdat brandwonden blijven schrijnen. Letterlijk en figuurlijk. Toch verdwijnt geleidelijk het gevoel patiënt te zijn. Daarom werd de naam nogmaals veranderd. De huidige benaming lijkt stand te kunnen houden.

De vereniging ging ook plaats bieden aan mensen met necrotiserende fasciitis, een infectie die ernstige beschadiging van huid-, spier- en vetweefsel veroorzaakt. De gevolgen daarvan zijn grotendeels gelijk aan die van brandwonden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer