Recensie: Timmer beschrijft reconstructie Schnitgerorgel Groningen
Bernhardt Edskes bouwde onlangs een nieuw orgel voor de lutherse kerk in Groningen. Het werd op 31 oktober feestelijk in gebruik genomen. Naar aanleiding daarvan schreef Victor Timmer een boek over de geschiedenis van de kerk en over de kerkmuziek van de lutheranen in Groningen.
Victor Timmer heeft voor het boek ”De renaissance van een barokinstrument” een nieuw en uitstekend bronnenonderzoek gedaan. Tal van nieuwe gegevens zijn nu aan het licht gekomen en toegankelijk gemaakt. Niet alleen over het orgel dat Arp Schnitger in 1699 in de Groningse lutherse kerk bouwde en zijn latere uitbreiding, ook over andere activiteiten van Schnitger en diens medewerkers wordt de lezer geïnformeerd.
Even interessant is het hoofdstuk over de balgentreders, de organisten en de geschiedenis van de kerkmuzikale praktijk in deze lutherse gemeente. De hoofdstukken zijn van goede foto’s en illustraties voorzien. Zeer lezenswaardig!
Ambacht
Mede op initiatief van Tymen Jan Bronda, de cantor-organist van de lutherse gemeente in Groningen, werd in 2013 een stichting opgericht met als doel de reconstructie van het Schnitgerorgel, dat op 31 oktober 2017 in gebruik moest worden genomen. Die doelstelling is gehaald.
De reconstructie van een orgel is een uiterst belangrijk fenomeen, omdat het minutieus reconstrueren leidt tot een beter begrip van de stand van het ambacht in de desbetreffende periode. Van reconstructies zijn genoeg voorbeelden. Welke overwegingen bij déze reconstructie betekenisvol zijn geweest, daarover wordt de lezer door Timmer eveneens geïnformeerd.
Authentiek
Bijzonder is dat orgelmaker Edskes dit gereconstrueerde Schnitgerorgel heeft voorzien van een aparte continuospeeltafel, voor aan de galerij, waardoor de cantor tegelijk organist kan zijn. Deze speeltafel is zonder meer een verrijking voor de praktijk.
Edskes schrijft hierover in zijn bijdrage aan Timmers boek onder de merkwaardige titel ”De authentieke reconstructie van het Schnitgerorgel”. Een instrument kan authentiek zijn, een reconstructie kan minutieus worden uitgevoerd, maar een reconstructie is nooit ”authentiek”.
Aanvechtbaar
De historische argumentatie voor de bouw van deze continuospeeltafel is ook uiterst aanvechtbaar. Volgens Edskes had Bach in de Thomaskirche in Leipzig ook zo’n speeltafel. Hij baseert zich hiervoor op de bekende Bachbiografie van Ph. Spitta.
Wat Edskes echter heeft verzuimd, is het controleren van Spitta’s bronnen. De enige bron die Spitta citeert is het rekeningenboek van de Thomaskirche. Daar staat slechts dat er „Reparatur” aan het orgel is uitgevoerd, en dat geeft Spitta ook toe.
Willen we weten waaruit deze reparatie bestond, dan is het nodig kennis te nemen van de opdracht aan orgelmaker Johann Scheibe. Die wordt echter niet door Spitta geciteerd, en dus ook niet door Edskes. Die opdracht bevindt zich in het archief van Leipzig (St.XI. A. 2, f. 62). Scheibe krijgt op 17 februari 1730 de opdracht voor drie dingen: 1. Het reinigen van het zeer vervuilde rugwerk; 2. Het volledig stemmen van het rugwerk; 3. Het sterker maken van het Bazuinregister in het pedaal, omdat dit veel te zwak was. Omdat dit alles een „mühsame Arbeit” is, moet voortdurend een balgentreder aanwezig zijn. Voor deze ingreep is 50 Thaler beschikbaar. De opdracht wordt goedgekeurd door burgemeester Lange en wordt uitgevoerd op verzoek van de organist van de Thomaskirche, Johann Gottlieb Görner.
Hoe Spitta bij een eigen manuaal voor het rugwerk komt, is dus een raadsel. Het wordt tot op heden door geen enkele bron genoemd. Opvallend is ook dat Arnold Schering in zijn nauwkeurige onderzoek van de uitvoeringspraktijk bij Bach er met geen woord over rept.
Misleidend
In ieder geval heeft Edskes hiermee niet de primeur. Misschien heeft hij dit idee opgedaan toen hij bij Metzler werkte. Het Metzlerorgel (1981) in de St. Johann in het Duitse Freiburg heeft ook zo’n continuospeeltafel. Op grond van het feit dat Bach zoiets in de Thomaskerk geadviseerd zou hebben.
De opdracht aan orgelmaker Johann Scheibe is in ieder geval conform de situatie in Leipzig. De laatste keer dat Bach een aanstelling had als organist, was in Weimar. In Köthen was hij Kapellmeister en in Leipzig cantor. Op grond van zijn aanstelling in Leipzig in 1723 had Bach geen verantwoordelijkheid voor het orgel. Die lag bij de organist van de kerk, in dit geval Görner, die natuurlijk een goed functionerend orgel wilde hebben in een drukke kerkmuzikale praktijk en met iemand als Bach in de buurt.
De relatie tussen Bach en een continuospeeltafel is dan ook misleidend. Leuker kunnen we het niet maken, wel betrouwbaarder.
Boekgegevens
De renaissance van een barokinstrument. Over het vroegere en het gereconstrueerde Schnitgerorgel in de lutherse kerk te Groningen, Victor Timmer; Stichting Groningen Orgelland, Groningen, 2017; ISBN 978-90-77050-45-3; 116 blz.; € 20; bestellen: info@schnitger2017.nl