Panisch voor een naald in je arm
Bloedprikken, een vaccinatie halen, niemand vindt het leuk. Maar sommige mensen worden panisch bij alleen al de gedachte dat iemand een naald in hun arm steekt. Dokter Henk Schenk: „Ik heb meegemaakt dat een volwassen man in zijn broek plaste van angst.”
Mensen die erg bang zijn voor een injectie hebben meestal zelf een oplossing voor hun probleem bedacht: vermijding. Dat betekent dat ze soms heel lang blijven rondlopen met gezondheidsklachten, vertelt dokter Schenk. Hij behandelt al zeventien jaar mensen met prikangst in het Meander Medisch Centrum in Amersfoort.
„Als ik naar de huisarts ga, moet ik misschien bloed laten prikken, denken ze. En dus gaan ze niet”, zegt Schenk. Tot er een moment komt dat ze wel moeten. Omdat de buikpijn maar niet overgaat. Of omdat een bezorgde naaste zegt: „Nu móét je echt de dokter bellen.” Ook zwangere vrouwen en mensen die een vaccinatie nodig hebben voor een reis ontkomen er niet aan. De behandeling van Schenk is erop gericht hun een positieve prikervaring te geven. Het tovermiddel: lachgas, een veilige en kortwerkend ontspanningsmiddel.
Feitelijk doet Schenk het werk dat de medewerkers op de prikpoli ook doen. Je kunt met je labformulier bij hem terecht, waarna de uitslag bij de huisarts op te vragen is. Of je neemt je vaccinatieboekje mee en krijgt bij hem de inenting. Groot verschil met de gewone priksessies is dat Schenk er de tijd voor neemt, meestal twee keer drie kwartier.
Hij praat met zijn patiënten, doet soms rustgevende oefeningen en gebruikt op het prikmoment lachgas. Kosten: 150 euro per consult, wat niet wordt vergoed door de zorgverzekering. Elk jaar hebben zo’n honderd mensen uit heel Nederland dit over voor een injectie.
Hoe kwam u op het idee om mensen met prikangst te helpen?
„Ik heb 22 jaar bij de GGD gewerkt en was onder meer verantwoordelijk voor reizigersvaccinaties. We zagen daar geregeld angstige mensen. Je kletst 99 van de 100 er wel doorheen, maar af en toe was er iemand die totaal blokkeerde. Hij werd bleek, of viel flauw, soms als je het er alleen nog maar over had. Ik wilde die mensen helpen. Toen ik zeventien jaar geleden bij dit ziekenhuis aanklopte met de vraag of ik hier één dag per week spreekuur mocht houden, werd ik met open armen ontvangen.”
Hoe ontstaat prikangst?
„Soms heeft iemand in een ver verleden een nare prikervaring gehad. Er zit dan een filmpje in het hoofd dat bij elke injectie opnieuw afgespeeld wordt en na verloop van tijd steeds levendiger en verschrikkelijker wordt. Anderen zeggen dat de angst in de familie zit. Als je als kind meemaakt dat je ouders steeds erg nerveus zijn wanneer jij een prik krijgt, helpt dat niet echt, natuurlijk.
Maar vaak is er geen oorzaak aan te wijzen. Voor de duidelijkheid: niemand vindt prikken leuk. In de jaren dat ik dit werk doe, heb ik drie gradaties van afkeer ontdekt: een op de tien mensen kijkt op het moment van de prik de andere kant op. Een op de honderd mensen is helemaal van slag, gaat zweten, slaapt de nacht ervoor niet goed. En een op de duizend mensen blokkeert totaal. Zo iemand laat op het prikmoment fysiek afwerend gedrag zien, trekt bijvoorbeeld de arm weg, of krijgt een paniekaanval. Deze groep is extreem prikangstig.”
Sommigen van hen nemen contact met u op. Hoe gaat dat in z’n werk?
„Meestal gaan ze eerst googelen op ”prikangst” en komen dan terecht op mijn website. Via een formulier, dus niet door te bellen want dat is vaak te direct, kunnen ze meer informatie opvragen. Is de afspraak gemaakt, dan raad ik altijd aan een bekende mee te nemen, iemand die ze vertrouwen.
Tijdens het eerste consult wordt er meestal niet geprikt. Dat is te stressvol. Je moet mij niet zozeer zien als een dokter maar als een coach die je door het proces van prikken heen loodst. Ik gebruik lachgas om mensen te ontspannen. Je krijgt een kapje over de mond en ademt in. Dan word je wat draaierig en begin je wat te doezelen. Lachgas is geen narcose, je bent niet helemaal weg, we kunnen gewoon met elkaar praten.
De patiënt bepaalt zelf hoeveel lachgas hij binnenkrijgt, kan het kapje elk moment van zijn mond halen. Op het moment van ontspanning geef ik dan de prik. De reactie die ik bijna altijd krijg is: Was dit het nou? Ik geef mensen dus een goede ervaring, ik spoel over het angstige filmpje een positief filmpje. Twee minuten na het verwijderen van het kapje is het lachgas uitgewerkt.”
Raken mensen van hun angst af door deze aanpak? Lachgas gebruiken klinkt een beetje als symptoombestrijding.
„Velen geven aan dat de angst minder wordt. Als mensen vaker komen, gebruik ik steeds wat minder lachgas, om te proberen hen minder afhankelijk te maken. Niet alleen van het lachgas, maar ook van mij. Want ik ben de enige in Nederland die deze behandeling doet. Soms is de angst zo veel verminderd dat we samen naar het gewone priklab in het ziekenhuis gaan. Dan krijgt de patiënt dus de reguliere behandeling en sta ik er alleen bij als coach.
Het gebeurt niet vaak dat de angst helemaal verdwijnt. Van een fobie afkomen is hard werken. Ik zeg weleens: Je moet het zelf doen, ik heb geen toverstafje. Gelukkig kan ik mensen wel op weg helpen. Ik krijg veel blije reacties. Dat maakt dit dankbaar werk om te doen.”
„Als de prik komt, ga ik ervandoor”
Sarah (32) uit Amsterdam is haar hele leven al bang voor injecties. Twintig jaar heeft ze die weten te vermijden. Een jaar geleden had ze genoeg van haar fobie.
„Hoe de angst is ontstaan, weet ik niet. Als kind was ik al niet mee te krijgen wanneer ik een vaccinatie moest halen. Begrip voor mijn angst was er nauwelijks. Ik kreeg opmerkingen zoals: „Dat jongetje is kleiner dan jij en hij is niet bang.” Ik kreeg het gevoel abnormaal te zijn. Mijn vader is ook bang voor injecties, hij is net als ik een gevoelig mens.
Op m’n negende heb ik een week in een Frans ziekenhuis gelegen, daar is de angst nog groter geworden. Ik kreeg ”out of the blue” een infuus, was er totaal niet op voorbereid. En een keer deed een injectie enorm veel pijn.
Mijn moeder probeerde me te helpen door samen in allerlei dingen naalden te gaan steken: in sinaasappels, sponzen, kussens, kip. Hoe vaker ik het zou doen, hoe gewoner het zou worden, was het idee. Het hielp wel iets, maar niet genoeg.
Mijn manier van omgaan hiermee werd: vermijden. Op m’n tiende had ik mijn laatste prik en op m’n 31e, nu een jaar geleden, voor het eerst weer. Al die jaren bleef het me heel erg dwarszitten. Ik wist: ik moet er iets mee, want ik wil niet ooit voor het blok worden gezet. Wat als ik nog eens een verre reis wilde maken? Bovendien wilde ik misschien ooit een kindje. Ik wilde niet dat dat werd tegengehouden door zoiets sulligs, want ik zie zelf ook wel in dat het iets irreëels is. De angst werkte op allerlei vlakken beperkend en ik werd er steeds bozer van.
Ik ben een jaar lang naar een psycholoog geweest die gespecialiseerd is in fobieën. Die therapie heeft niet geholpen. Toen ben ik gaan googelen op prikangst en vond ik de website van dokter Schenk. Ik durfde er bijna niet naar te kijken, moest ervan huilen. Alleen het idee al dat ik contact met hem zou zoeken. Dan zou ik dus geprikt worden. Ik heb toch het formulier ingevuld. Hij was mijn laatste hoop. Ik wilde gewoon een keer resultaat. Als alles wat je probeert mislukt, raak je zo teleurgesteld in jezelf. Mijn vriend heeft me uiteindelijk overgehaald om contact te zoeken met Schenk, door steeds te zeggen: „Het is jouw lijf, jij hebt het voor het zeggen.” Want dat was dus vroeger zo naar: toen overkwamen me die dingen. Grote mensen deden van alles met me en ik snapte niet waarom.
Uiteindelijk heeft het drie consulten gekost voor ik me durfde te laten prikken. Die prik tijdens de derde afspraak was helemaal niet nodig, ik hoefde niets te laten testen. Ik vind het nog steeds een groot wonder dat ik die keer vrijwillig naar Amersfoort ben gegaan. Van tevoren dacht ik: als de prik komt, ga ik ervandoor. Dat heb ik dus niet gedaan. Ik heb zelfs mijn arm kunnen stilhouden. Ja, ik was ontspannen door het lachgas, maar ik was niet van de wereld. Ik maakte het allemaal mee en ik voelde de prik ook, het was niet leuk. En ik was nog steeds erg bang. Hoewel ik rationeel weet dat het meeviel.
Ik hoop dat ik het ooit, door het vaker te doen, niet meer erg vind. Pas ben ik nog een keer naar Amersfoort geweest, voor een bloedafname. Het was toen al minder eng dan de eerste keer, er ging ook maar één praatafspraak aan vooraf. Mijn vriend en ik hebben er daarna een gezellige dag van gemaakt, we zijn gaan wandelen en hebben warme chocolademelk gedronken. Eigenlijk heb ik nu een goede herinnering aan die dag. Ik hoop dat die positieve wijnvlek steeds groter wordt en daardoor het prikken minder eng wordt.”
Sarah heet in werkelijkheid anders.