China wil status van markteconomie
De Chinese regering is begonnen met een diplomatiek offensief en een mediacampagne om het buitenland en de eigen bevolking ervan te overtuigen dat het Rijk van het Midden de status van markteconomie verdient.
Het ontbreken van die status maakt WTO-lid China bijzonder kwetsbaar voor antidumpingmaatregelen van handelsrivalen. De campagne is echter vooral geïnspireerd door binnenlandse politieke en economische motieven.
De Chinese premier Wen Jiabao maakte vorige maand een tournee langs Europese hoofdsteden en president Hu Jintao deed de afgelopen dagen hetzelfde in de nieuwe EU-lidstaten. De charismatische handelsminister Bo Xilai heeft van Nieuw-Zeeland erkenning als markteconomie losgepeuterd. Enkel Singapore en Maleisië geven China dezelfde status.
Dat China volgens de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) als ”non-market economy” (NME) te boek staat, is het gevolg van een compromis met Washington over het Chinese lidmaatschap van de organisatie. Als NME mag China hogere landbouwsubsidies toekennen, maar is het extra kwetsbaar voor antidumpingmaatregelen.
Weinig landen produceren zo goedkoop als China, wat het voor andere landen gemakkelijk maakt om te bewijzen dat China onder de prijs exporteert. Sinds zeven jaren is de Chinese export het voornaamste doelwit van antidumpingmaatregelen, vooral vanuit de VS en de EU. Het ministerie van Handel spreekt van een verlies van 16 miljoen dollar sinds oktober 2003.
Professor Li Yushi, verbonden aan het ministerie van Handel, is dan ook van mening dat China een te hoge prijs heeft betaald voor het WTO-lidmaatschap. WTO-onderzoeker Zhang Hanlin relativeert het debat over de status als markteconomie. Op een totaal exportvolume van 430 miljard dollar is het verlies door antidumpingmaatregelen verwaarloosbaar, zo luidt het. „Ook met een erkenning als markteconomie zouden de rijke landen manieren vinden om onze export te sanctioneren.” Volgens Hanlin moet het debat vooral dienen om het tempo van hervormingen in eigen land aan te zwengelen en het internationale imago van China te verbeteren.
Hoe vrij de Chinese economie daadwerkelijk is, is moeilijk te meten. Volgens het ministerie in Peking wordt 97 procent van de consumptieprijzen bepaald door de wet van vraag en aanbod. Het Amerikaanse ministerie van Handel wijst er dan weer op dat Chinese staatsbedrijven goedkope kredieten kunnen krijgen en minder betalen voor energie en water.
In vergelijking met de EU of de VS heeft China voor 69 procent een markteconomie, zo stelt een onderzoek van de universiteit van Peking. In principe is dat genoeg, want de drempel binnen de WTO ligt bij 60 procent.