Oorlogskind loopt grootste risico op kinderarbeid
Kinderen uit landen die in oorlog zijn, lopen het grootste risico op kinderarbeid. Dat blijkt uit een woensdag verschenen rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
De ILO noemt specifiek gevluchte kinderen uit Syrië. Zij lopen 77 procent meer kans dan het wereldwijde gemiddelde om in een werksituatie te belanden terwijl ze op school zouden moeten zitten. Ook komt het vaker voor dat ze schadelijk werk doen. Dergelijke problematiek speelt ook in landen zoals Afghanistan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Mali, de Filipijnen en Oekraïne.
Wereldwijd zijn naar schatting 152 miljoen kinderen aan het werk, een praktijk die de ILO wil uitroeien. „In bijna de helft van de gevallen gaat het om schadelijk werk”, zei ILO-directeur Guy Ryder woensdag bij de opening van een meerdaagse ILO-conferentie in Buenos Aires. Het gaat dan om werk die de gezondheid, veiligheid of morele ontwikkeling van kinderen in gevaar brengt.
Een van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) is het uitroeien van alle vormen van kinderarbeid voor 2025, en van gedwongen arbeid voor 2030. Volgens de laatste schattingen van de ILO zijn er wereldwijd 25 miljoen mensen slachtoffer van dwangarbeid.
Niet afdoende
Volgens de ILO is het voor de uitroeiing van kinderarbeid essentieel dat iets gedaan wordt aan de dieperliggende oorzaken ervan. Alleen een focus op de symptomen is niet afdoende. „We moeten inzetten op internationale standaarden die gehandhaafd worden, op een arbeidsmarktbeleid dat zich richt op sectoren waar kinderarbeid het meest voorkomt.