„Zorg is gebaat bij concrete identiteit
Er moet een zorgpastorale opleiding komen voor christelijke werkers in de gezondheidszorg. Daarin kunnen zij leren hoe ze hun christelijke identiteit kunnen uitdragen, bijvoorbeeld door een gebed te doen.
Dat betoogde B. van Leeuwen, vice-president van de Vlastuin Group, vrijdag tijdens een studiemiddag van stichting IBA over ”Levensbeschouwelijke identiteit; opgeven of herijken?”
Van opgeven van die identiteit mag volgens Van Leeuwen geen sprake zijn. Hij pleit ervoor dat (zorg)instellingen een zo concreet mogelijk statuut opstellen waarin zij hun identiteit beschrijven. „Hoe concreter de identiteit wordt gerealiseerd, des te beter dat is voor de marketing van een instelling.”
Ook bepleitte hij een actualisering van de Ziekentroost. Daardoor kunnen de „prachtige dingen” die hierin staan gemakkelijker bij ernstig zieken worden gebruikt. En passant verzette Van Leeuwen zich tegen de naamgeving van de ”refozuil”. „Is reformatorisch in deze benaming een A-merk? Is evangelisch dan een B-merk?”
Organisatieadviseur J. van den Berg benadrukte dat de identiteit van een groep of instelling van onderop gestalte krijgt. „Mensen maken identiteit. Als mensen zich ontwikkelen, ontwikkelt de identiteit zich. Vroeger waren velen uit onze kring niet ingeënt, tegenwoordig is deze groep klein geworden. Diezelfde ontwikkeling zien we bij verzekeren of fietsen naar de kerk.”
Identiteit is volgens Van den Berg dan ook onbeheersbaar voor het management. „Identiteit kan alleen samen met mensen worden ontwikkeld.” Probleem is echter dat mensen binnen één organisatie zelden hetzelfde denken over identiteit. Bovendien verandert hun denken door invloeden van buiten de organisatie. „Als organisaties de identiteit willen beheersen, bestaat de kans dat er een steeds grotere kloof ontstaat tussen de formele identiteit van de top en de werkelijke identiteit van de werkvloer. Dat leidt vroeg of laat tot een fors conflict.”
Identiteit moet volgens Van den Berg daarom door voortdurende discussies binnen de organisaties worden aangepast. Bij die ontwikkeling moeten alle betrokkenen, met zo verschillend mogelijke inzichten, worden ingeschakeld. „Het uiteindelijke resultaat is echter niet te garanderen.”
Prof. dr. ir. H. Jochemsen van het Lindeboom Instituut meent dat zorgmanagers steeds exacter aan de zorgverleners voorschrijven wat ze moeten doen. „Daardoor wordt iedere zorgverlener steeds meer een drager van de identiteit.” Dit wordt versterkt door de ontwikkeling dat zorg steeds vaker bij de mensen thuis en niet meer in de zorginstellingen wordt geleverd (transmuralisering).
Ook Jochemsen wil instelling van identiteitscommissies en bijscholing van de medewerkers op het gebied van de identiteit. Tevens benadrukte hij het (toegenomen) belang van een persoonlijk geloof voor christelijke werkers in de zorg. „Als de professional drager is van de identiteit, moet hij door genade kennis hebben van Gods openbaring in Woord en Geest. Zeker door de transmuralisering worden medewerkers steeds meer op zichzelf teruggeworpen.”