Lastenverlichting die geen lastenverlichting is
Lastenverlichting voor iedereen. Voor burgers en bedrijven. En dat ook nog eens zónder onverantwoorde greep uit de staatskas. Dit beeld, dat de coalitie van meet af aan tracht te schetsen, blijkt bij nader inzien toch te rooskleurig.
De oppositie legde woensdag dan ook de vinger bij „de lastenverlichting die geen lastenverlichting blijkt te zijn.” PVV-Kamerlid Van Dijck bijvoorbeeld. Volgens hem „roeptoetert” het kabinet dat de lasten voor burgers met 5 miljard dalen, maar gaan ze bij nader inzien helemaal niet omlaag, maar slechts minder hard omhoog. „Wel het eerlijke verhaal vertellen, minister!”
Hij heeft een punt, want tegenover de lastenverlaging die het kabinet presenteert staan forse lastenverzwaringen, onder meer door hogere zorgpremies. Per saldo gaan de lasten de komende vier jaar niet naar beneden, maar met 3,4 miljard euro naar boven.
Een groot deel van de lastenverlichting die Rutte III als eigen werk presenteert, was bovendien al ingeboekt, als gevolg van het woningmarktakkoord uit 2013. Van Dijck: „De minister haalt dit naar voren en verkoopt het als nieuw geld. U pakt dus een oud cadeautje opnieuw in en presenteert het als een nieuw geschenk.”
Ook de Raad van State uitte al kritiek op de financiële alchemie van het nieuwe kabinet. Volgens de Raad speelt het kabinet in de begroting tot 2021 mooi weer, om het beeld in de jaren erna juist fors te laten verslechteren. „Alles opgeteld treedt er na 2021 stapsgewijs een lastenverzwaring op, oplopend tot 7 miljard euro op lange termijn”, schrijft de Raad. „Op enig moment in de toekomst” zijn hierdoor nieuwe bezuinigingen nodig „van 3 miljard euro.”
SGP-Kamerlid Dijkgraaf stelde minister Hoekstra van Financiën daarom een gewetensvraag: „Wil deze minister lijken op onderkoning Jozef of op Wouter Bos?”
Waar Jozef voorzichtig begrootte in goede jaren, zeilt Hoekstra volgens Dijkgraaf te scherp aan de wind. Net als zijn voorganger Bos deed in 2008. „In september van dat jaar hadden we hier ook zo’n soort vergadering met, net als nu, een positief begrotingssaldo, een dalende staatsschuld, een stijgende werkgelegenheid en een dalende werkloosheid. Met trots werd verteld dat we bezuinigd hadden en daar nu de vruchten van konden gaan oogsten.”
Enkele maanden later zette de kredietcrisis het huishoudboekje van de staat alsnog op zijn kop. Dijkgraaf: „U kiest nu ook niet voor een behoedzaam scenario. Dan is de kans op tegenvallers groter dan de kans op meevallers.”