Premier Zapatero wil Spanje europeaniseren
De regering van de nieuwe Spaanse premier, de socialist José Luis Zapatero, heeft de wind in de zeilen. De opsporing van de daders van de aanslagen in Madrid op 11 maart, vandaag precies drie maanden geleden, raakt in een stroomversnelling. Zoals het er vooralsnog uitziet, kunnen de socialisten de ”reconquista” (herovering) die ze bij de parlementsverkiezingen van 14 maart inzetten, zondag bij de Europese verkiezingen prolongeren.
In het noorden van Spanje arresteerde de politie deze week zes Spanjaarden, onder wie twee familieleden van een eerder aangehouden ex-mijnwerker die de terroristen springstof zou hebben geleverd. De arrestaties in Spanje volgden op die van zestien verdachten die dinsdag in Brussel en Antwerpen waren opgepakt en de aanhouding maandagavond in Italië van een Egyptenaar, die als het brein achter de aanslagen wordt beschouwd. Spanjaarden zijn blij dat de (mogelijke) daders van de gruwelijke aanslagen zijn getraceerd. Bij het station Atocha, waar de aanslagen werden gepleegd, heeft minister Magdalena Alvarez van Transport woensdag een officieel monument onthuld.
Na de verrassende verkiezingszege van de socialisten op 14 maart volgden de ontwikkelingen elkaar snel op in Spanje. Spanje kreeg een nieuwe socialistische (minderheids)regering. Zapatero kon werk gaan maken van zijn ”nueva via”, zijn nieuwe weg om de zogenaamde katholisering van zijn behoudende voorganger Aznar een halt toe te roepen.
Een van de eerste dingen die hij deed, was de Spaanse troepen terughalen uit Irak. Tijdens het huwelijk van prins Felipe op 22 mei waren de Spaanse militairen weer op vaderlandse bodem. Zapatero sloeg op die manier politieke munt uit de aanslagen van 11 maart - die werden toegeschreven aan islamitische terroristen. Tweederde van de Spaanse bevolking juichte het toe dat de troepen naar huis kwamen en Zapatero’s ster steeg met de dag.
De PSOE, de socialistische partij, zal zaterdag zeer waarschijnlijk sterker uit de bus komen bij de Europese verkiezingen dan de grote rivaal, de conservatieve Volkspartij (PP) van zijn voorganger Aznar. Spanje lijkt zondag dan ook massaler naar de stembus te gaan dan de Nederlanders donderdag. Sinds de aanslagen van 11 maart is men op het Iberisch schiereiland sterk gemotiveerd om invloed uit te oefenen op het beleid. Voor het eerst sinds 1993 was er een televisieduel tussen eurokandidaten Jaime Mayor Oreja van de PP en de socialist Josep Borrell. Volgens het Spaanse Centrum voor Sociologische Studies zal de PSOE rond de 46 procent van de stemmen in de wacht slepen, de PP mag blij zijn met 37 procent. Het overige percentage is toebedeeld aan een breed scala van kleinere Spaanse partijen.
Na acht regeringsjaren van de wat harkerig overkomende Aznar heeft de jeugdige aanpak van zijn opvolger Zapatero de harten van vooral de jonge Spanjaarden gestolen. Zijn besluit om de troepen uit Irak terug te halen, past in het plan om Spanje weer de richting van Europa uit te laten kijken. Spanje, vindt Zapatero, moet meer op Europese leest worden geschoeid. In Europa ligt de ”core business” voor de Spanjaarden. In dat verband maakte hij korte metten met het Castiliaanse dogmatisme van Aznar. In zijn regering participeren bijvoorbeeld meer vrouwen dan ooit. De socialisten beogen op termijn de Spaanse wet van erfopvolging te veranderen - wat inhoudt dat, mochten prins Felipe en prinses Letizia een dochter krijgen, dit kindje erfprinses zal zijn.
Verder zet Zapatero voorzichtige lijnen uit voor de legalisering van het homohuwelijk en voor de adoptie van kinderen door mensen van dezelfde sekse. Zijns inziens verdienen homo- en transseksuelen dezelfde rechten als heteroseksuelen en mogen ze vrij het leven leiden waarvoor ze hebben gekozen. Tot groot misnoegen van de in Spanje dominante Rooms-Katholieke Partij zou de nieuwe premier ook de abortuswet willen liberaliseren.
Maar het jonge socialistische boegbeeld van Spanje handhaaft de immigratiepolitiek van zijn voorganger en weigert de honderdduizenden vluchtelingen, die veelal werken in het illegale circuit, te legaliseren. Volgens schattingen zijn er ongeveer 1 miljoen illegale immigranten in Spanje. Ze werken zwart, zonder sociale zekerheid en de bescherming van het arbeidsrecht.
De nieuwe socialistische regering verwijt de regering Aznar laksheid in de aanpak van het probleem. Bijna 375.000 aanvragen voor een legale status, zelfs van immigranten met arbeidscontracten, liggen nog te wachten op beoordeling. Zapatero zegt „ordentelijke immigratie” te willen en alle legale middelen te zullen inzetten om de „huidige chaos te veranderen in orde.” Om dat te bereiken, wil hij tot een akkoord komen met het bedrijfsleven, vakbonden en plaatselijke overheden, en zelfs oppositiepartijen. Dat betekent volgens hem echter niet dat er een generaal pardon komt voor de immigranten.
Anderzijds dreigt Zapatero te vlug van stapel te lopen. Hij heeft Aznars Nationale Hydrologische Plan laten varen zonder met alternatieve voorstellen te komen. Dit plan was bedoeld om het water van de rivier de Ebro over het land te verdelen. Ook moet het nog worden bezien of het hem lukt binnen vier jaar 36.000 extra politieposten te creëren. Zijn belofte om de minimumlonen te verhogen moet volgende maand blijken als ze van 460 euro naar 490 euro per maand zullen stijgen. Het is de bedoeling dat de minima aan het eind van Zapatero’s regeringstermijn 600 euro per maand gaan verdienen. Voorts zal Zapatero een zware dobber krijgen aan de zeventien autonome regio’s die steeds meer macht opeisen van de centrale regering in Madrid. Commentatoren voorspellen dat Zapatero, vooral waar het nationale zaken aangaat, een ijzeren ruggengraat nodig zal hebben om politiek te overleven. Met zijn drang naar europeanisering van Spanje zal het al met al zo’n vaart niet lopen.