Liefde
1 Korinthe 13:5a
„De liefde handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet.”
Samenvattend concluderen we dat een christen niet voor zichzelf leeft, maar dat hij leeft in Christus en voor zijn naaste. Anders is hij geen christen. Hij leeft in Christus door het geloof en voor zijn naaste door de liefde. Door het geloof wordt hij omhoog gevoerd, boven zichzelf uit, tot God, en door de liefde daalt hij weer af, onder de plaats waar hij stond, tot de naaste, hoewel hij daarbij steeds blijft in God en in Diens liefde, zoals Christus betuigt (Johannes 1:52). Hij zegt daar: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Van nu aan zult gij de hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen.”
En nu is genoeg gezegd over de vrijheid die, zoals u ziet, geestelijk en waarachtig is, die onze harten vrijmaakt van alle zonden, wetten en opdrachten. Zoals Paulus opmerkt in 1 Timotheüs 1:9: „De wet is niet gesteld voor de rechtvaardige.” Deze gaat alle andere uitwendige vrijheden zó ver te boven als de hemel hoog verheven is boven de aarde. Hém moge Christus ons doen verstaan en behouden. Amen.
Maarten Luther,
hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)