Kerk & religie

„Dopers in Reformatietijd vroegen aandacht voor discipelschap”

Dopers hebben in de tijd van de Reformatie niet alleen aandacht gevraagd voor geloof, maar ook voor discipelschap. „Een christen is een discipel, of hij is geen christen.”

Van een medewerker
1 November 2017 12:31Gewijzigd op 16 November 2020 11:50
Het Baptisten Seminarium hield gisteren in Ede een conferentie over de Reformatie. beeld Niek Stam
Het Baptisten Seminarium hield gisteren in Ede een conferentie over de Reformatie. beeld Niek Stam

Het Baptisten Seminarium hield dinsdag in samenwerking met stichting Proclaim een conferentie in Ede over de Reformatie en haar betekenis voor vandaag.

Drs. Teun van der Leer, rector van het in Amsterdam gevestigde Baptisten Seminarium, ging in op het verschil tussen de „magistratenreformatie” en de „radicale Reformatie.” Volgens de radicalen was de Reformatie van Luther, Zwingli en Calvijn nog niet afgerond, maar moest het gereformeerde gedachtegoed een diepere en verdergaande uitwerking in het leven van christenen hebben.

Van der Leer haalde de Amerikaanse theoloog Harold Bender aan. Die stelde dat dopers meer de nadruk leggen op navolging dan op geloof. Drie onderdelen zijn volgens hem kenmerkend voor de anabaptisten. Van der Leer: „Een christen is een discipel, of hij is geen christen. Een kerk is een gemeenschap van bewuste en toegewijde gelovigen, of het is geen kerk. Christelijke liefde betekent altijd geweldloosheid, anders is het geen christelijke liefde.”

De grote nadruk op het gedrag van christenen leidde tot kritiek. „Het zou gaan om onze inspanning, onze verdienste, ons discipelschap.” Maar volgens Van der Leer gaat die kritiek voorbij aan de betekenis van discipelschap. „Het woord discipel wordt in de Nieuwe Bijbelvertaling met goed recht vertaald met leerling.” Juist het leerproces is een belangrijk onderdeel van het geloofsleven van een christen, aldus de rector.

Erfenis

De centrale vraag in het leven van Luther was hoe hij rechtvaardig voor God werd, stelde theoloog Yme Horjus. Hij sprak dinsdag over de erfenis van Luther. Deze hoofdvraag wordt tegenwoordig niet meer zo vaak gesteld, volgens Horjus. „Niet wij hebben ons te verantwoorden voor Hem, maar Hij heeft zich te verantwoorden voor ons.”

Een veranderend godsbesef is daar volgens hem de oorzaak van. Ter illustratie noemde Horjus het gebruik van het woord zonde. Hij citeerde uit het boek ”Christelijke tucht vandaag” van prof. dr. M. te Velde: „Waar een kerkenraad vroeger zei: „Wij moeten van dit of dat zeggen dat het zonde is”, gebruiken we nu een terugwijkender formule en zeggen: „Dit is Gods bedoeling niet.””

Horjus gelooft dat het vertrekpunt van al het theologiseren het kruis van Christus is. „Heel de Bijbelse boodschap in al zijn breedte en diepte gaat meetrillen wanneer de rechtvaardiging van de goddeloze wordt beleden en beleefd.” De erfenis van Luther is volgens hem dat er „weer zicht gekomen is op Gods genade voor zondaren.”

De Amsterdamse hoogleraar prof. dr. Henk Bakker uitte zijn zorgen over het gebrek aan aandacht voor de „ethiek van geweld en vrede.” Het ontbreken daarvan staat volgens hem ver af van het onderwijs van Jezus. „Zijn eerste onderwijs is de Bergrede. Die begint en eindigt met het thema geweld.”

Het vroege christendom kan volgens hem dienen als voorbeeld. „Het gebruik van geweld en het doden van een tegenstander werd door de vroege christenheid als een hoofdzonde beschouwd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer