‘Nederlandse’ Luther was geen geschikte dominee
Er is dit jaar heel wat afgeschreven over Luther. Niet alleen vanwege zijn 95 stellingen, maar ook vanwege de vele geschriften die hij naliet en die, ondanks de vele boekverbrandingen op last van de inquisitie, steeds weer werden herdrukt. Volgens Luther heeft een predikant negen gaven nodig om goed te functioneren: 1. hij moet bekwaam zijn anderen te onderrichten, 2. een helder verstand hebben, 3. een goed spreker zijn, 4. een goede stem en 5. een goed geheugen hebben, 6. hij moet van ophouden weten, 7. hij moet weten wat hij wil en ijverig zijn, 8. lijf en goed voor de prediking overhebben en 9. hij moet de huid van een olifant hebben.
”Hoe het Lutherde in Nederland” is de titel van een tweetal boeken dat twintig jaar geleden verscheen en een beschrijving vormt van alle lutherse gemeenten in Nederland. Hoewel er tal van lutherse kerken zijn, is Luther waarschijnlijk nooit in ons land geweest. Wel is er ooit een predikant in ons land geweest die luisterde naar de naam Luther: Friedrich Martin Luther. Of hij een directe nazaat was van de reformator is niet bekend. Deze Nederlandse Luther werd in 1805 in het Duitse Ruhrort geboren en studeerde theologie te Bonn. Hij was hulppredikant in Duitsland en vervolgens predikant in Zwitserland. Hij reisde naar Nederland vanwege zijn gezondheidstoestand en kwam in aanraking met ds. H. P. Scholte. In 1841 vinden we hem in Schoonhoven, waar hij probeerde predikant te worden van de afgescheiden gemeente daar. Maar de provinciale vergadering van Zuid-Holland vond hem onbekwaam om het ambt van predikant uit te oefenen.
In de notulen van die vergadering, waar de predikanten A. Brummelkamp en S. van Velzen aanwezig waren, werd door Van Velzen verslag gedaan van een onderzoek naar Luthers leven. Men zou vanuit Duitsland adviseren hem niet te laten preken vanwege zijn gedrag. Luther vertelde daarop dat hij grote bezwaren had tegen de lutherse staatskerk in Duitsland. Hij was aanvankelijk niet in de kerk getrouwd, omdat de kerkenraad hem een „Helle kerkeraad” toescheen. Hij had zich derhalve met zijn vrouw in de echt begeven „alleen met aanroeping van ’s Heeren naam.” Zijn vrouw kreeg daar spijt van, en vier maanden later werd hun huwelijk toch kerkelijk bevestigd. Tevens overhandigde hij ter vergadering zijn getuigschriften, waarvan genotuleerd staat „zeer gunstig: zoowel die van de Academie van Bonn als van de Gemeenten waar ZE als Hulpprediker en daarna als Leeraar in eene eigene Gemeente gestaan heeft.”
Na kennisname hiervan heeft men op de provinciale kerkvergadering Luthers gedrag buiten beschouwing gelaten. Er waren andere motieven om niet met hem verder te gaan. Hij bleek niet te beantwoorden aan de eisen die zijn naamgenoot stelde. In de notulen lezen we namelijk: „De president (ds. Brummelkamp) verklaart om twee redenen do. Luther onbekwaam tot leeraar, namentlijk geen inzien in de Waarheid, en geen bekwaamheid om zijne denkbeelden uit te drukken.” En dan moet je Luther heten….