Politiek

Brede coalities? Het zit in onze natuur

Oud-informateur Zalm zal zich er schaterend van op zijn knieën hebben geslagen, het grapje dat de acht onderhandelaars de achterliggende maanden soms onderling maakten. „Jongens, het is vervelend, maar we moeten de formatie wel even onderbreken voor de Kamerverkiezingen van 2021. Daarna kunnen we gewoon verder onderhandelen.”

28 October 2017 16:03Gewijzigd op 16 November 2020 11:48
Premier Rutte, beeld ANP, Bart Maat.
Premier Rutte, beeld ANP, Bart Maat.

Zó erg werd het dus niet. Zeven maanden na de stembusgang in maart hébben we een kabinet. Donderdag stond het op het bordes van Paleis Noordeinde.

Maar hoe groot is de overlevingskans van een kabinet dat slechts kan bogen op de krapst mogelijke parlementaire meerderheid: 76 zetels in de Tweede en 38 zetels in de Eerste Kamer? Gaat zo’n coalitie niet binnen de kortste keren onderuit? Omdat op dit punt veel misvattingen bestaan, drie stellingen ter opheldering:

  1. Een krappe meerderheid in het parlement is géén belangrijke indicator voor de overlevingskansen van een kabinet.

O nee? Nee, kijk maar naar de geschiedenis. Het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I begon in 1918 met vijftig van de honderd Kamerzetels. Het zat de rit gewoon uit met behulp van diverse kleinere partijen. Het kabinet-Van Agt I steunde in 1977 op slechts 77 zetels. Bovendien kampte deze regering met het feit dat zich in de CDA-fractie zeven zogeheten loyalisten bevonden: Kamerleden die het kabinet niet voluit steunden, maar per wetsvoorstel hun afweging maakten. Het kabinet haalde desondanks de eindstreep, mede dankzij de steun van DS70, SGP en GPV. Omgekeerd waren er kabinetten met een ruime parlementaire basis (Kok II: 97 zetels) die voor de finish strandden.

Wat is dan wél een sterke indicator voor de overlevingskansen? Onderling vertrouwen. En de politieke wil om elkaar vast te houden, ook bij onverwachte ontwikkelingen en incidenten. Zijn die aanwezig, dan zitten ook kabinetten met een krappe meerderheid (of zelfs zonder meerderheid) de rit uit. Zie Rutte II.

  1. Toch is het goed als een kabinet zoekt naar zo breed mogelijke meerderheden.

Is een klassenuitje naar het Rijksmuseum geslaagd als dertien leerlingen enthousiast zijn en twaalf balen? Nee dus. Elk gremium in de maatschappij zoekt naar zo breed mogelijke meerderheden en een zo groot mogelijk draagvlak. Zo ook de politiek. Democratie is meer dan een beslissysteem van de helft plus één. Het is ook het meenemen van minderheden in de besluitvorming.

Zeker in Nederland. Hoewel de christelijke partijen KVP, ARP en CHU tot 1967 samen een meerderheid hadden, zochten zij altijd naar coalities met een bredere basis, met de VVD of met de PvdA.

  1. De praktijk toont dat verbreding bijna altijd vanzelf optreedt.

Niemand heeft een –goed functionerende– glazen bol. Toch is het aannemelijk dat die bredere meerderheden de komende maanden vanzelf gaan ontstaan. Een regeerakkoord dat een mix is van de programma’s van vier flink van elkaar verschillende middenpartijen kán toch niet steeds op een ”nee” stuiten van redelijk denkende andere middenpartijen, zoals PvdA en 50PLUS? Of van gouvernementeel ingestelde partijen als de SGP?

De wetenschappers Otjes en Louwerse lieten voor de jaren 2012-2014 zien dat van alle wetsvoorstellen die door de coalitie van VVD en PvdA eendrachtig werden gesteund, ruim 90 procent ook werd gesteund door de toenmalige gedoogpartners D66, CU en SGP en eenzelfde percentage ook door het CDA.

Natuurlijk zal een deel van de oppositie de komende jaren niet ophouden het beeld te schetsen van een kabinet dat alles verkeerd doet. Maar in de praktijk zullen er maar weinig wetsvoorstellen zijn die het uitsluitend van de steun van de 76 zetels tellende coalitie moeten hebben.

Samenwerken en verbreden? Het zit in onze natuur.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer