Justinus van Nassau, een brave bastaardzoon
Een braaf man, een dapper man, een man van eer. Zo is Justinus van Nassau omschreven. De bastaardzoon van Willem van Oranje is een vrij onbekende Nassau, maar hij was wel bij veel hoofdmomenten van de Tachtigjarige Oorlog betrokken.
Een vriendelijk gezicht met een nette baard staart de lezer van het boek ”Bastaard van Oranje. Justinus van Nassau: admiraal, diplomaat en gouverneur (1559-1631)” aan. Het gaat om een detail van een schilderij. Het is een portret van Justinus gemaakt door het atelier van Jan Anthonisz van Ravesteyn. Het bevindt zich nu in de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Wie heel het schilderij ziet, weet gelijk dat het gaat om een man die wist wat hij wilde, een man van aanzien en macht; en een rijk man, want boven zijn geharnaste lijf steekt een chique kanten kraag uit. Geen man om wie je zomaar heen kunt.
Dat is ook het beeld dat Adri P. van Vliet van hem schildert in zijn rijk geïllustreerde boek over Justinus van Nassau. Van Vliet is plaatsvervangend directeur bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag en kenner van de Nederlandse maritieme geschiedenis in de zestiende en de zeventiende eeuw. Hij beschreef het leven van Justinus, omdat er nog geen goede biografie van deze Nassau bestond.
Justinus was volgens Van Vliet „een adellijke bastaard die door zijn afkomst voortdurend op zijn eigen financiële situatie moest letten en zijn eigen belang niet uit het oog verloor.” Verder was hij „een manager die trouw was aan de goede zaak en aan zijn lastgevers de Staten-Generaal, de Staten van Zeeland en de Raad van State, mits hun opdrachten niet strijdig waren met de belangen van zijn halfbroer stadhouder en admiraal-generaal Maurits.” Justinus was tegelijk ook „een geluksvolgel die dankzij zijn netwerk en familierelaties een lucratief luitenant-generaalschap verwierf.” Kortom, een invloedrijk man met veel belangen.
Verhouding
Justinus wordt in 1559 geboren uit een verhouding van Willem van Oranje met zijn maîtresse Eva Elinx (circa 1535-1590). In 1558 is Willems eerste vrouw, Anna van Buren, op 25-jarige leeftijd gestorven. Willem voelt zich daarna „de ongelukkigste man van de wereld.” Al snel komt Elinx in beeld. Over haar is niet veel bekend. De verhouding duurt maar kort, maar er komt wel een zoon uit voort: Justinus.
Willem van Oranje erkent Justinus niet als wettelijke nakomeling, maar de jongen groeit wel op aan het hof van Willem van Oranje en zijn vader zorgt ervoor dat hij een adellijke opvoeding krijgt.
In 1576 stuurt zijn vader hem naar de net opgerichte universiteit van Leiden, waar hij als eerste Nassautelg studeert. Een hoogleraar die veel voor hem betekent, is Justus Lipsius. Samen met Jacob van Marnix van Sint-Aldegonde –zoon van zijn vaders adviseur Filips– zit Justinus in Leiden in de kost bij de rector en hoogleraar Guillaume Feugeraeus.
Abdij
Na zijn studie maakt Justinus snel carrière. Als een van de weinige Nassaus wordt Justinus op zee actief. In 1585 wordt hij namelijk luitenant-admiraal van Zeeland. Hij volgt zo de held van de inname van Den Briel Willem Bloys van Treslong op. Justinus woont in Vlissingen en in het Middelburgse abdijcomplex.
Als opperbevelhebber van de Zeeuwse vloot vecht hij er soms lustig op los. Zo is hij in 1585 betrokken bij de verdediging van Antwerpen tegen de Spanjaarden en weet hij in 1588 succesvol de Vlaamse kust te verdedigen en zo te voorkomen dat de Spaanse Armada en Parma’s invasiemacht zich kunnen verenigen. De Duinkerker kapers weten in die tijd ook wie Justinus is.
Te land is hij betrokken bij de inname van Breda met het turfschip, het beleg van Steenwijk en Geertruidenberg en de Slag bij Nieuwpoort.
Avondmaal
Justinus is ook een diplomaat. Alleen en samen met landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt reist hij verschillende keren naar Frankrijk en Engeland om er de zaken van de Nederlanden te bepleiten.
Bekend is dat hij tijdens een van de reizen in Dieppe aan de Franse kust moet wachten. Het is dan paaszondag 1598. Van Oldenbarnevelt en Nassau bezoeken er die dag de gereformeerde kerk. Ds. Anthoine de Licques preekt er voor duizend mensen. De twee hoge gasten nemen er deel aan het heilig avondmaal.
Op doorreis naar de Franse koning Hendrik IV ontmoet Justinus zijn stiefmoeder Louise de Coligny en zijn halfbroertje prins Frederik Hendrik, de latere stadhouder. Op 5 april ontvangt de koning Van Oldenbarnevelt en Nassau in Parijs. De diplomatieke gesprekken duren lang en worden later voortgezet in Nantes.
In die stad in Bretagne is Justinus getuige van de plechtige afkondiging van het Edict van Nantes. De hugenoten krijgen daarmee gelijke burgerrechten, vrijheid van godsdienst in bepaalde steden en streken, en ze krijgen enkele veiligheidssteden toegewezen.
Huwelijk
Een jaar eerder, in 1597, is Justinus getrouwd met Anna van Merode. Waar is onduidelijk. Was het in Middelburg, Den Haag, Delft, Culemborg of IJsselmonde? Dat huwelijk vergroot zijn prestige, stelt Van Vliet. „Hij maakte daarmee zijn entree in de adellijke families Van Merode en Van Pallandt. Hun drie kinderen trouwden ‘op niveau’ met partners uit de adelstand.” De drie kinderen zijn: Willem Maurits, heer van Grimhuizen (1603-1638), Louise Henriëtte (1604-1645) en Filips heer van Wychen en Grimhuizen (1605-1676).
Wetenschap
In 1601 neemt Justinus ontslag als admiraal. Enkele maanden later volgt zijn benoeming tot gouverneur van Breda. Hij oefent die functie uit tot de capitulatie van Breda in 1625. Justinus moet het afleggen tegen de Spaanse belegeraar Spinola.
Daarna verhuist hij naar Leiden, waar hij zijn laatste jaren als ambteloos burger doorbrengt. Hij verdiept zich in de wetenschap en heeft een warme band met zijn peetzoon, Constantijn Huygens, de rechterhand van stadhouder Frederik Hendrik.
Justinus overlijdt op 25 juni 1631 en wordt in de Hooglandse Kerk te Leiden begraven. Een mooie grafsteen houdt de herinnering aan hem en zijn vrouw levend. Ze zijn er in biddende houding op afgebeeld.
>>rd.nl/konhuis
Bastaard van Oranje. Justinus van Nassau: admiraal, diplomaat en gouverneur (1559-1631), Adri P. van Vliet; uitg. WalburgPers, Zutphen, 2017; ISBN 9789462492332; 256 blz.; € 29,50.