Gezondheid

Even een aidsonderzoekje doen? Fout!

Een reislustig volkje; zo staan we als Nederlanders bekend. Hollandse boeren zochten hun heil in Amerika, Canada en Nieuw-Zeeland; handelaren en kooplui kwamen overal ter wereld terecht. Ook Nederlandse artsen hebben weleens bemoeienis met medische praktijken buiten de landsgrenzen. Wat mogen ze dan, en wanneer gaan ze over de schreef?

9 October 2017 10:04Gewijzigd op 16 November 2020 11:39
beeld EPA, Daniel Irungu
beeld EPA, Daniel Irungu

geschil

Bestaat er zoiets als een homeopathische aidsremmer? Twee homeopathisch werkende, Nederlandse artsen menen van wel. Samen runnen ze een stichting, het Aids Remedy Fund geheten, die het onderzoek naar de behandeling van hiv en aids moet bevorderen. Ze zijn ervan overtuigd dat een homeopathische verdunning van de chemische stof thulium kan helpen bij het remmen van het ziekteproces. Alleen, hoe toon je deze heilzame werking aan?

Een van de twee artsen komt in contact met een Keniaanse microbioloog/dermatoloog. Hij behandelt aidspatiënten. De twee sluiten een deal: de Nederlander stelt het wondermiddel ter beschikking, mits de Keniaan zal bijhouden wat verdunde thulium met de klachten en symptomen van de Keniaanse patiënten doet.

De bezigheden van de Keniaan resulteren in een opgetogen documentaire en een juichend rapport. De conclusie: de gezondheidssituatie van meer dan 90 procent van 228 Keniaans hiv-patiënten verbeterde na het innemen van het wonderspul.

De Nederlandse artsen plaatsen het rapport op de site van het Aids Remedy Fund, maar treden er verder niet mee in de publiciteit. Dat verandert als een van hen, de bedenker van het experiment, koninklijk wordt onderscheiden. Hij wordt ridder in de orde van Oranje-Nassau. Dat trekt de nodige mediabelangstelling, en zo komt er ook aandacht voor zijn denkbeelden, zijn werkwijze, en zijn aandeel in het Keniaanse onderzoek.

Twee PvdA’ers in de Tweede Kamer staan perplex. Ze vragen schriftelijk opheldering aan minister Schippers van Volksgezondheid. Zij draagt de zorginspectie op nader onderzoek te doen. Ruim anderhalf jaar later komt de toezichthouder met een kritisch rapport en sleept zij beide homeopaten voor de tuchtrechter.

De tuchtklacht steekt wat ingewikkeld in elkaar en gaat mede over de dagelijkse praktijkvoering van de homeopaten én over het gewraakte rapport. Hoofdmoot van de klacht is echter het Keniaanse onderzoek. Voor de tuchtrechter staat vast dat de twee hebben gehandeld in strijd met de internationale verklaring van Helsinki over de vereisten van medisch onderzoek.

Zulk onderzoek mag niet uit de losse pols worden gedaan, stelt de verklaring. Een onderzoeker moet vooraf een protocol en een risicoanalyse opstellen en de onderzoeksopzet voorleggen aan de toezichthouder van het land van onderzoek. Geen van de bij deze studie betrokken artsen deed dat en dus, zo vindt de inspectie, is optreden van de tuchtrechter noodzakelijk.

uitspraak I

Het regionale tuchtcollege dat zich in eerste instantie buigt over de tuchtklacht is het niet met de zorginspectie eens. Het vindt de bemoeienis van de homeopaten met het Keniaanse onderzoek te marginaal. Ze stelden hun thulium beschikbaar; dat was eigenlijk het enige, staat in de uitspraak. Dat wringt niet met de verklaring van Helsinki.

Dat de Keniaanse arts zich in strijd met de beroepsregels zou hebben gedragen, bijvoorbeeld door zijn patiënten af te houden van een reguliere medicatie, heeft de inspectie niet aangetoond. En trouwens, was dat wel zo, dan was dat een Keniaanse aangelegenheid geweest. Dat de praktijkvoering en de reclame-uitingen van de twee strijdig zouden zijn met geldende normen voor artsen acht de tuchtrechter ook niet bewezen. Integendeel, alles wijst erop dat ze het verschil tussen reguliere en alternatieve behandelmethoden benadrukken en eerlijke voorlichting geven. Kortom, dat ze handelen zoals van artsen mag worden verwacht.

uitspraak II

Was de Keniaanse veldstudie nu wel of geen onderzoek, volgens de definitie in de verklaring van Helsinki? Zeker wel, meent het centraal tuchtcollege. De doelgroep van patiënten, hiv-geïnfecteerden, was duidelijk afgebakend, de bevindingen werden systematisch bijgehouden en de studie mondde uit in een rapport.

Dat de bemoeienis van de Nederlanders marginaal was, gaat er bij de tuchtraad ook niet in. Ze betaalden de Keniaan een onkostenvergoeding. Én ze voerden zichzelf op als coauteurs van het onderzoeksrapport. Als medeonderzoekers had hun onderzoek aan de in de verklaring gestelde eisen moeten voldoen, zo vervolgt de tuchtraad. Dat was niet het geval; er was geen protocol en geen risicoanalyse én er was geen toezichthouder geraadpleegd.

De sanctie die de twee daarvoor krijgen, is mild: een waarschuwing. Maar het signaal is helder: snel een aidsonderzoekje in elkaar flansen, daar komt ook een Nederlandse arts niet mee weg. Zelfs niet in Kenia.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer