Latry toont zich in Laurens ware klankkunstenaar
Een waar klankkunstenaar – dat bleek de Parijse organist Olivier Latry zaterdagavond in de Rotterdamse Laurens opnieuw. En de Marcussen blijft een magistraal instrument.
Het was een goed idee van Hayo Boerema om Latry, verbonden aan de Notre Dame in Parijs, eens uit te nodigen op zijn orgel. De Laurenskerk was tot ver in het koor gevuld. Daar zal óók in meegespeeld hebben dat het concert deze keer op zaterdagavond in plaats van op zondag plaatshad.
Een klankkunstenaar, of zelfs -tovenaar: dat is Latry. En niet alleen in zijn spectaculaire improvisatie aan het slot (waarbij hij op zeker moment zelfs een van zijn registranten laat bijspringen op het derde klavier). Of in zijn dito vertolking van de drie preludes en fuga’s opus 7 van Marcel Dupré. Ze behoren tot de vroegste composities van Dupré, maar zijn technisch zeer lastig en virtuoos. „Zo virtuoos dat zijn vrienden niet geloofden dat het ooit uitgegeven zou worden omdat toch niemand anders het zou kunnen spelen”, vermeldt de toelichting op het programmablad. Latry, wiens verrichtingen via een groot scherm te volgen zijn, lijkt er echter geen enkele moeite voor te hoeven doen. Zijn vingers –en voeten– doen het werk.
Evenwel: ook vóór de pauze klinkt de vierklaviers Marcussen al in al zijn facetten – en misschien toch nog wel mooier dan erna.
Latry begint de avond met Bachs Concerto in d (BWV 596), een arrangement van een concert voor twee violen en cello in d van Antonio Vivaldi. Om dan verder te gaan met de uiterst virtuoze Variations sérieuses van Felix Mendelssohn-Bartholdy. Schitterend. Op zulke momenten blijkt een scherm voor in de kerk ook een nadeel – eigenlijk moet je naar zulke muziek gewoon alleen lúísteren. Van verstilde momenten, met zo nu en dan het zachte gepiep van de zweltrede, gaat het naar het volle werk, met chamades, en weer terug.
Mooi zijn ook de twee stukjes van Gabriel Fauré. Fauré is met name bekend door zijn Requiem. In de ”Fileuse” en ”Sicilienne” hoor je vergelijkbare klanken terug. Prachtig, al die wendingen.
Tot de hoogtepunten van een concert behoort toch altijd weer Viernes Carillon de Westminster. Vorige week speelde Daniel Roth ’m ook al, als toegift in de Utrechtse Dom. Eerder deze zomer deed James O’Donnell, organist van Westminster Abbey, hetzelfde, in de Kéúlse Dom. Wat een majesteitelijke compositie – met die zwelkast, met het grommende pedaal dat de viertonige melodie van de Big Ben inzet, en uiteindelijk de stralende climax, inclusief chamades, vanzelf.
Een toegift kan niet uitblijven. Het wordt Bach – diens Sinfonia uit cantate BWV 29: ”Wir danken dir, Gott, wir danken dir”.
Was een avondje genieten.
Lees ook in Digibron:
Ieder orgel als nieuwe leraar - interview met Olivier Latry (Reformatorisch Dagblad, 27-09-2014)