Dankbaar voor de trouw van Oldebroek
Een schilderij in de kamer toont de kansel van de hervormde dorpskerk van Oldebroek. In de gang staat een melkbus waarop de hervormde kerk van Mastenbroek prijkt. Herinneringen aan de twee gemeenten die ds. G. Voordijk diende. Inmiddels staat de emeritus predikant veertig jaar in het ambt.
Ds. en mevrouw Voordijk zijn Oldebroek nog niet zat. Ruim 29 jaar waren ze als predikantsechtpaar aan de hervormde gemeente in het Veluwse dorp verbonden. In 1997 namen ze afscheid, vanwege het emeritaat van ds. Voordijk. Ze streken neer in Zwolle, waar de predikant sindsdien bijstand in het pastoraat verleent. Maar het was moeilijk aarden, vooral voor mevrouw Voordijk. „Ik was gewend overal aan te wippen. Ik wilde graag iets voor de mensen om me heen betekenen. Maar in Zwolle lukte dat niet.” Drie jaar geleden keerden ze terug in Oldebroek. „Je bekijkt alles nu wat meer van een afstandje, maar met deze mensen heb je wat gekregen na al die jaren.”
Ds. Voordijk werd in 1935 geboren in Oud-Beijerland. Na de lagere school en de mulo volgde hij het gymnasium in Rotterdam. In 1958 koos hij ervoor in Utrecht theologie te gaan studeren. „Al van jongs af aan was er het verlangen om de Heere te dienen, om Zijn boodschap door te geven”, vertelt de predikant. Geleidelijk groeide het besef dat God hem riep tot het predikantschap.
Aan zijn Utrechtse studententijd bewaart ds. Voordijk goede herinneringen. Vooral aan de colleges van prof. Severijn en prof. Van der Linden. En natuurlijk aan die van prof. Van Ruler. „Dat was een bevlogen man. Zijn colleges werden altijd drukbezocht. Ook al was je het niet in alles met hem eens, je leerde er veel.”
Nadat student Voordijk zijn vicariaat bij ds. L. Kievit in Putten had gedaan, werd hij in 1964 beroepbaar gesteld. Hij kwam in het Overijsselse dorp Mastenbroek terecht, waar de hervormde gemeente zo’n 800 zielen telde. „Het was een fijne tijd. In deze gemeente zijn veel kandidaten begonnen. De kerkenraad daar heeft me goed begeleid bij mijn eerste stappen als predikant.”
Na ruim vier jaar wist ds. Voordijk dat hij naar Oldebroek moest. Het werd een periode van ruim 29 jaar in het Noord-Veluwse dorp. „Ik ben dankbaar dat de mensen hier zo trouw geweest zijn, ook in het bezoeken van de diensten. Ik ben ook maar een dominee met gebreken. Ik heb er de hand van God in gezien, een bevestiging van mijn roeping.”
Het heeft volgens de predikant ook met karakter te maken. „Oldebroekers zijn gemoedelijk. Je moet gewoon doen en aandacht en zorg aan de mensen besteden.” Als je eenmaal het vertrouwen van de mensen hebt, laten ze je niet meer vallen, is zijn ervaring. Het pastoraat vormde dan ook een belangrijk deel van zijn ambtswerkzaamheden. „Ik hield van het preken, maar bij het pastoraat lag m’n liefde. Het gewone contact met de mensen in hun huizen. Het Woord brengen in vaak moeilijke situaties. Hoe gek het ook klinkt, maar crisissituaties van gemeenteleden waren vaak hoogtepunten in het pastoraat.”
Ds. Voordijk zag het als zijn taak om de hele hervormde gemeente van Oldebroek onder de gereformeerde prediking te houden. „Er dreigde een deelgemeente te ontstaan omdat een aantal leden graag liturgisch wat meer ruimte wilde: een lied en een gezang. Een ander deel tendeerde juist richting het Gekrookte Riet. We hebben toen naar beide zijden een handreiking gedaan: voor de vrije beurten nodigden we voor de helft confessionele predikanten uit, die dan een gezang lieten zingen. Voor de andere helft vroegen we dominees uit de rechtervleugel van de Gereformeerde Bond.” De deelgemeente kwam er niet en de kerkgang leed er niet onder, blikt de predikant dankbaar terug.
Zijn prediking van de afgelopen veertig jaar typeert hij als appellerend. „Ik houd van een gereformeerde prediking: zonde en genade. In Oud-Beijerland lag vroeger het meeste accent op het eerste, maar mede door predikanten met een meer confessionele inslag is mijn prediking sterk appellerend geworden. Ik ben voluit gereformeerdebondspredikant, maar ik heb ook steeds het geheel van de Hervormde Kerk op het oog willen hebben. We moeten ons niet isoleren.”
Naast zijn werk als predikant had ds. Voordijk een aantal nevenfuncties, „juist om als predikant niet helemaal in het gemeentewerk op te gaan.” Jarenlang was hij lid van het hoofdbestuur van de Bond van Nederlandse Hervormde Mannenverenigingen op gereformeerde grondslag; zo’n zeventien jaar maakte hij deel uit van de stichtingsraad van de Evangelische Omroep; een even lange periode gaf hij vier uur per week godsdienst op de mavo in Elburg. „Ik durf te zeggen dat het gemeentewerk er niet onder heeft geleden.”
De emeritus predikant zegt altijd met hart en ziel hervormd te zijn geweest, ook al was hij het lang niet met alles wat er in de kerk gebeurde eens. „Ik heb zeker mijn kritiek. Er zijn dingen die strijden met de Heilige Schrift. De kerk is inderdaad een zieke kerk. Maar ín die zieke kerk wil ik niets liever doen dan Jan en alleman het Woord brengen, want dát werkt genezend.”
Na 1 mei 2004 is er volgens ds. Voordijk wel wat veranderd. „De kerkorde heeft andere uitgangspunten gekregen. Desondanks wil ik ook nu trouw op mijn post blijven, met het Woord.”
Hoe ziet de predikant de toekomst van de kerk in Nederland? „Gelukkig maken mensen de dienst niet uit. God regeert. In die zin heb ik moed voor de kerk. Zolang het Woord klinkt, mag je erop vertrouwen dat er zegen op rust en dat de kerk gebouwd wordt, ondanks allerlei negatieve ontwikkelingen.”