Bruggenbouwers gevraagd als bewindspersoon, geen vechtjassen
Welke ministeries krijgen VVD, CDA, D66 en CU en welke kandidaten zoeken ze daar voor aan? Nu de formatie overduidelijk is beland in de eindfase, barsten de speculaties over de poppetje los. Zeker voor een kabinet met de krapst mogelijke meerderheid in beide Kamers luistert het selecteren van bewindslieden nauw.
Bruggenbouwers gevraagd, geen vechtjassen
Ministersposten eerlijk verdelen onder de coalitiepartijen? Formateur Cals, die in 1965 een kabinet mocht samenstellen, draaide er zijn hand niet voor om. Uit een kast trok hij het halmaspel van zijn kinderen tevoorschijn. Cals schikte de gekleurde pionnen en… het was gepiept. Grotendeels althans. Vindingrijk was ook oud-duikbootcommandant De Jong, die in 1967 een ministersploeg mocht samenstellen. Hij knipte 26 kaartjes, corresponderend met het aantal kabinetsposten, en begon een spelletje patience. „Ik schoof die kaartjes op een groot plateau heen en weer, net zolang tot ik een rechtvaardige verdeling had”, blikte hij later terug.
Ook de paarse kabinetten-Kok, die in meerdere opzichten de bakens verzetten, werden op niet al te gangbare wijze gevormd. VVD, PvdA en D66 kwamen overeen dat een partij bij het opeisen van een portefeuille ook meteen zijn voorkeurskandidaat zou noemen. Binnenlandse Zaken naar de PvdA? Akkoord, want niemand kon dat ministerie beter leiden dan dr. Jos van Kemenade; daarover waren de drie het eens. Gevolg van deze werkwijze was wel dat de PvdA ‘BiZa’ onmiddellijk kwijt was toen de hooggeplaatste PvdA’er om medische redenen afhaakte. De post ging naar de VVD; die partij had immers Hans Dijkstal achter de hand.
Toch voltrok de bemensing van Kok I zich niet in een lacherige sfeer; integendeel. Nadat VVD’er Zalm de post Financiën had geaccepteerd, werd niet alleen hijzelf maar zelfs zijn werkster gescreend door de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
De coalitie die nu in de maak is, lijkt reeds een deel van de puzzel te hebben gelegd. In de wandelgangen is al een paar weken te horen dat de VVD straks zes ministerposten krijgt, het CDA en D66 ieder vier en de CU twee. Klopt dat, dan zou dat voor de coalitie een opsteker zijn. De pogingen van PvdA, CDA en D66 om in 1977 een kabinet te formeren, strandden mede door eindeloos gepalaver over een 8-7-1, dan wel een 7-7-2-variant. De volgende formatie, in 1981, verliep vooral problematisch door een moeizame onderhandeling over de poppetjes. De onderhandelingen over het regeerakkoord konden pas na enkele weken echt van start; PvdA en D66 hadden een lange overbruggingstermijn nodig om CDA-leider van Agt te kunnen accepteren als premier.
Dat Rutte opnieuw premier wordt, is zo goed als zeker; namen van ministers zijn nog niet bekend. Eén selectiecriterium zal voor de nog aan te stellen formateur in elk geval sterk meewegen, namelijk of de nieuwe bewindspersonen in staat zijn de eenheid te bewaren en of zij met de oppositie weten te dealen. De meerderheid van Rutte III is immers flinterdun: 76 zetels in de Tweede Kamer en 38 zetels in de Eerste. En dan bestaat die coalitie ook nog eens uit partijen die op menig terrein als elkaars tegenpolen kunnen worden geduid.
Van de noodzaak om met één mond te spreken, waren de vier partijen zich deze week al bewust; dus nog voor het afronden van de formatie. Dinsdag schoven zij VVD-Kamerlid Arno Rutte naar voren als gezamenlijke woordvoerder in het debat om het eigen risico te bevriezen in ruil voor een hogere zorgpremie. Zij staken daarbij niet onder stoelen of banken dat het een bewuste keus betrof. „Een bijzondere dag”, twitterde Rutte dinsdag rond, „spreken namens vier partijen bij de behandeling van een wet waarover op één dag in de Tweede én de Eerste Kamer wordt gestemd.”
Wordt teamplayer-zijn inderdaad een belangrijk criterium, dan betekent dat concreet dat saaie aannemers en pragmatische uitvoerders straks de voorrang krijgen boven houwdegens, vechtjassen, ideologische scherpslijpers of egotrippers. Zo maakt het voor de spankracht van Rutte III nogal uit of D66 straks polderaars het kabinet in trekt, zoals Rabobanktopman Draaier of hoogleraar en senator Rinnooy Kan, of dat de partij van Pechtold het oog laat vallen op meer geprofileerde Kamerleden zoals Dijkstra of Bergkamp.
Hoewel er in de top van de vier partijen natuurlijk al weken groslijstjes circuleren, staat er in dit stadium nog niets vast. Het lijstje dat Rutte, Buma, Pechtold en Segers in de binnenzak hebben, wordt alleen in kleine kring gedeeld.
Eindeloos wikken en wegen, is dat voor de formateur straks de aangewezen weg? Alle kandidaten vooraf onderwerpen aan een stevig verhoor? Mmm, niet helemaal. Een formateur die zijn netten al te wijd uitwerpt, zou kandidaten kunnen opvissen die nog niet eens lid blijken te zijn van een van de coalitiepartijen. Achteraf kan dat hilarische, maar ook ietwat potsierlijke taferelen opleveren. Zoals bijvoorbeeld in 1963, toen brigadegeneraal Haex na zijn benoeming tot staatssecretaris van Defensie nog geen lid bleek te zijn van een regeringspartij; een uitdrukkelijke wens van KVP-premier De Jong. Haex koos uiteindelijk voor de CHU: „nette lieden met een goede opleiding.” Voor CHU-fractievoorzitter Beernink reden om De Jong bij de algemene beschouwingen een CHU-lepeltje cadeau te doen. „Bedankt voor het aanbrengen van een nieuw lid.”
De toekomstige oppositiepartijen zullen eventuele vergelijkbare frivoliteiten straks zeker niet op prijs stellen; daar is de verhouding met de coalitie te gespannen voor.
Sinds 2003 is het bovendien gebruik dat de formateur in zijn opdracht wordt gemaand tot spoed. Zo kreeg Balkenende in 2002, 2003 en 2007 de aanwijzing om „op de kortst mogelijke termijn” een kabinet te formeren. Enig tempo is dit keer zeker geen overbodige luxe nu deze formatie is uitgegroeid tot een van de langste ooit.
Nóg een valkuil voor te veel vooronderzoek en grondigheid; als voor een ministerspost tevergeefs de een na de ander wordt aangezocht, staat de uiteindelijke kandidaat vaak al snel te boek als wanhoopskeus. Zo kreeg minister Terpstra van Onderwijs geheel buiten zijn schuld in 1929 al snel een ”next best”-imago’ omdat hij de vierde was die door formateur Ruijs de Beerenbrouck werd aangezocht. Hoogleraar Woltjer deed er te lang over om een terugkeergarantie te regelen met de Vrije Universiteit, de Friese advocaat Gerbrandy was telefonisch niet te bereiken en de Haarlemse wethouder Bruch bedankte voor de eer.
Het dieptepunt dat deze keer hoe dan ook vermeden moet worden, is dat van de formatie van 1959. Formateur De Quay moest toen 35 personen polsen om 12 ministersposten gevuld te krijgen. In cartoons werd De Quay geportretteerd als meester Prikkebeen; met een netje in de hand op jacht naar vlinders. In de media doken typeringen op als „een weerzinwekkend geknutsel”, en de staatsrechtgeleerde F. J. Duynstee concludeerde in 1969 in zijn overzichtswerk over kabinetsformaties: „Zelden heeft het ministersambt zo laag genoteerd gestaan.”
Premier
De premier mogen leveren omdat je de grootste coalitiepartner bent? Dat is de laatste decennia inderdaad gangbaar. In 1948, 1966 en 1971 gunde de machtige KVP het premierschap echter aan een kleinere bondgenoot. In 1948 aan de PvdA, in de twee andere jaren aan de ARP.
Bijna niemand twijfelt er nu aan of Rutte neemt voor de derde keer zijn intrek in het Torentje. Sterker nog, met zijn bestuurlijke souplesse geldt hij als een belangrijke en misschien wel onmisbare steunpilaar voor dit kabinet.
Toch is de situatie voor hem ergens ook een beetje nieuw. Voor het eerst mag hij leidinggeven aan een kabinet dat van start gaat met een volwaardige meerderheid in zowel de Tweede als de Eerste Kamer.
Naar verluidt krijgt de VVD zoals gezegd nog vijf andere ministers toebedeeld op het totaalaantal van zestien. CDA en D66 zouden elk vier ministers krijgen; de CU twee.
Financiën
Financiën is een belangrijk ministerie: geld is macht. Wie de sleutel van de schatkist krijgt, kan extra sturing geven aan het kabinetsbeleid. Traditiegetrouw levert de tweede partij de minister van Financiën. Dát maakt de keuze dit keer lastig: CDA en D66 behaalden elk negentien zetels.
In het CDA gooit Wobke Hoekstra hoge ogen. De CDA-senator en McKinsey-partner geldt als politiek talent. Wat CU’ers zorgen kan baren, is zijn stemgedrag. Hoekstra was als enige van zijn fractie tegen vrijheid voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren en voor de gelijkberechtiging van lesbische ouders.
Duidelijk is dat D66 zich niet zomaar gewonnen geeft, ook al kreeg het CDA meer stemmen. „Zorg dat je Financiën krijgt”, gaf oud-D66-minister Brinkhorst zijn partijgenoten mee in de Volkskrant. Mocht D66 die raad opvolgen, dan is Kamerlid Koolmees, het rekenwonder van de fractie, een kandidaat.
Sociale Zaken
Sociale Zaken is hét departement waar de ChristenUnie op aast. Daarmee is niet gezegd dat Kamerlid Schouten, van wie niemand twijfelt dat zij minister wordt, ook intrek nemen gaat in het nieuwe gebouw van haar voormalige werkgever. Er zijn meer kapers op de kust, onder wie VVD-fractieleider Zijlstra. Die heeft al aangegeven minister te willen worden. Als het even kan op Sociale Zaken. „Ik doe het liefst een portefeuille waar je dingen voor elkaar kunt krijgen”, zei hij dit jaar in het AD. „Arbeidsmarkt is zo’n ding.”
Toch is Schouten niet bij voorbaat kansloos voor de post waar voor de nieuwe coalitie netelige dossiers (flexibilisering, pensioen, ontslagrecht) liggen te wachten. Dat komt doordat alle coalitiepartners een plekje zullen opeisen in de zogenoemde vierhoek van Algemene Zaken, Economische Zaken, Sociale Zaken en Financiën. Twee VVD’ers in één vierhoek verstoort de machtsbalans.
Economische Zaken
Dat Schouten (CU) uiteindelijk op Economische Zaken terechtkomt, valt niet uit te sluiten, hoewel haar eerste keus waarschijnlijk Sociale Zaken is. Daar was ze ooit beleidsmedewerker en ook de dossiers waar ze zich in de Kamer het meest voor beijverde, liggen op dit terrein (schuldhulpverlening, nabestaandenwet). Als kleinste van de vier coalitiepartners heeft de CU het echter niet voor het kiezen.
Mocht EZ naar D66 gaan, dan klinkt de naam van Kasja Ollongren: de Amsterdamse wethouder Economische Zaken en tevens waarnemend burgemeester voor de ernstig zieke Van der Laan. Rutte ziet haar vast graag komen: Ollongren was tot 2014 zijn hoogste ambtenaar op Algemene Zaken en daarmee zijn rechterhand. Breed wordt ook aangenomen dat het nieuwe kabinet de opheffing (in 2010) van het ministerie van Landbouw gaat terugdraaien en dat een CDA’er dit nieuwe departement gaat runnen.
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Over scheidend zorgminister Schippers vallen bedenkelijke en goede dingen te zeggen. Zo blijven dankzij de door haar gesloten akkoorden met de zorgsector de zorgkosten in 2018 waarschijnlijk redelijk in het gareel, wat voor haar opvolger geen al te zware start garandeert.
Krijgt opnieuw de VVD de post, dan komt de Amsterdamse zorgwethouder, Van der Burg, in beeld. Typisch een pragmatische probleemoplosser die af en toe de knuppel in het hoenderhok gooit. Soms schiet hij daarin door. Bijvoorbeeld toen hij ds. A. T. van Andel, die de gewelddadige dood van oud-minister Borst „geen toeval” noemde, op Twitter betitelde als „walgelijke idioot.” Niet handig, zo veel impulsiviteit, voor een bewindsman die zowel D66 als CU te vriend moet houden.
VVD-vicefractievoorzitter Van Ark wordt eveneens genoemd, al kan zij ook de fractie gaan leiden wanneer de VVD’ers Zijlstra en Dijkhoff het kabinet ingaan.
Binnenlandse Zaken
Het is geen geheim dat het overhevelen van zorgtaken vanuit het Rijk voor veel gemeentebestuurders voelde alsof ze een Haags dictaat kregen opgelegd. Wat deze bestuurders op de post van Binnenlandse Zaken wensen, is dan ook wel duidelijk: geen vaag, coördinerend type met een uitgekleed takenpakket, maar een op samenwerking gericht, bestuurlijk zwaargewicht.
In het takenpakket van het ministerie is in 2012 echter fors gesnoeid. Of de verantwoordelijkheid voor de politie, het opvangen van asielzoekers of de inburgering straks weer worden ondergebracht bij dit departement is twijfelachtig. Daarmee zou het weleens hét ministerie kunnen worden voor een bedaarde senior bewindsman die het runnen van ‘BiZa’ mag beschouwen als zijn laatste klus. Mogelijke kandidaten zijn oud-CU-lijsttrekker Slob en kersvers D66-Kamerlid Van Engelshoven, voorheen wethouder in Den Haag.
Buitenlandse Zaken
Voor Buitenlandse Zaken zijn in de politiek altijd geïnteresseerden te vinden. Zo koos toenmalig D66-leider Van Mierlo in 1994 uit liefhebberij voor deze post: lekker veel reizen en beroemde personen ontmoeten. Ook nu zijn er genoeg politici blij mee te maken. Denk aan VVD-Kamerlid Ten Broeke. Zou Rutte deze ijverige, ambitieuze en overloyale parlementariër (in de Kamer sinds 2006) eindelijk niet eens willen belonen met een kabinetspost?
Maar ook in D66-kringen zijn gemakkelijk capabele mensen te vinden. Topdiplomaat Sigrid Kaag bijvoorbeeld, bekend van de VN-ontwapeningsmissie in Syrië. Bezwaarlijk voor haar zou kunnen zijn dat zij, gehuwd met de Palestijnse ambassadeur in Zwitserland, voor partijen als CDA en ChristenUnie te kritisch is tegenover Israël.
Dan toch maar Ten Broeke? Of zou Pechtold himself de keuze die Van Mierlo destijds maakte willen nadoen?
Defensie
Niets wijst erop dat de huidige minister van Defensie, Hennis, haar werk zat is. Dus: opgewekt voortmarcheren? Nou, dat niet meteen. Een serieus probleem vormt het deze week verschenen uiterst kritische OVV-rapport over het ongeluk in Mali op 16 juli vorig jaar waarbij twee militairen om het leven kwamen. Waar dat politiek gezien op uitdraait, is vooralsnog onduidelijk. Als deze kwestie de komende weken blijft door etteren, moet de formateur wellicht toch op zoek naar een andere kandidaat. Want Hennis meenemen Rutte III in, laat dit kabinet starten met een bungelende minister.
Een alternatief voor haar kan partijgenoot Ten Broeke zijn. CDA’ers die geschikt zijn voor Defensie zijn er ook voldoende. Kamerlid Knops bijvoorbeeld. Deze woordvoerder buitenlandse zaken en defensie, ooit beroepsmilitair, voelt zich als een vis in het water in de wereld van JSF’s, camouflagenetten en tanks.
Veiligheid en Justitie
Aan speculaties over de toekomst van het megaministerie van Veiligheid en Justitie ontbrak het tijdens deze formatie niet. Met de ontknoping in zicht is de vaakst geuite verwachting ook de meest voor de hand liggende: het ministerie blijft intact, maar er komt een minister bij. De strafrechtelijke taken, zoals het aansturen van de strafrechtketen en de civielrechtelijke keten over familierecht, adoptie en jeugdbescherming, kunnen dan worden verdeeld.
Met het posteren van zwaargeprofileerde crimefighters op het departement heeft de VVD geen goede ervaringen opgedaan. Het op zijn post laten van de bedachtzaam opererende Blok lijkt dan ook een veilige keus. Als CDA-kandidaten worden partijleider Buma genoemd, én de Brabantse commissaris van de Koning, Van de Donk. Namens D66 is de met terrorisme- en jihadzaken belaste aanklager M. Rijssenbeek van het OM in beeld.
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laat zonder twijfel meer dan één partij een begerig oog vallen. Allereerst D66, dat zich immers de laatste tien jaar profileert als dé onderwijspartij van Nederland. Zou dit departement inderdaad aan hen toevallen, dan zou Kamerlid Van Meenen er een plaats kunnen krijgen, hetzij als minister hetzij als staatssecrataris. Voordeel van deze irenische persoon is dat hij ook bij de christelijke partijen relatief goed ligt.
Maar het zou ook typisch een ministerie kunnen zijn voor CDA of ChristenUnie. De vrijheid van onderwijs is immers een belang dat deze partijen graag eigenhandig bewaken. Lopen de hazen bij de verdeling van posten in deze richting, dan zou voor het CDA de Rotterdamse onderwijswethouder De Jonge, coming man binnen de christendemocratie, een serieuze kandidaat zijn. En voor de ChristenUnie? Hm, Slob wellicht?
Verkeer en Waterstaat
In tegenstelling tot Hennis is Schultz van Haegen wél toe aan een nieuwe uitdaging, zelfs buiten de politiek. Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in de kabinetten-Balkenende I, II en III, en vervolgens minister op dit departement sinds 2010. Ja, dán wordt het op dit ministerie weleens tijd voor een ander. Voor CU-senator Kuiper misschien? Hij zou het zeker kunnen en gezien de lange staat van dienst binnen zijn partij zou deze carrièrestap voor hem gepast zijn.
Een naam die wat vaker klinkt is die van –daar komt hij weer– Slob. Déze allround politicus het kabinet in tillen, zou voor de ChristenUnie meerdere voordelen hebben. Slobs politieke voelhoorns zijn zeer goed ontwikkeld én hij en D66-leider Pechtold kunnen uitstekend met elkaar overweg. En dat is in een kabinet waarin ChristenUnie en D66 op diverse terreinen elkaars antipoden zijn, mooi meegenomen.