Jubilerende dirigent Bert Moll: Een lied moet worden beleefd
Dirigent Bert Moll staat veertig jaar op de bok. „Door een eigen intonatie kun je veel van je hart laten zien”, zegt de jubilaris uit Lelystad.
Rond halfacht ’s avonds druppelt de zaal van verenigingsgebouw ’t Visnet in Huizen vol. Elke maandagavond repeteert hier de christelijke koorvereniging Deo Juvante onder leiding van dirigent Bert Moll (62).
De avond begint met een paar mededelingen. Zo is afgelopen week de man van een van de koorleden overleden. Moll preludeert enkele regels op de piano, waarna het koor staand zingt: ”Wie maar de goede God laat zorgen”.
Het christelijke koor uit Huizen is met zo’n 110 zangers een van de vier grote koren die Bert Moll onder zijn hoede heeft. Tot eind dit jaar, want dan gaat hij stoppen als dirigent van Deo Juvante, dat intussen op zoek is naar een opvolger. Daarnaast dirigeert de gedreven musicus mannenkoren in Woerden, Lelystad en Urk en is hij dirigent van het Groot Nationaal Strijkorkest.
Hoe bent u veertig jaar geleden begonnen als dirigent?
„Ik was al jaren organist hier in de hervormde kerk in Huizen. Deo Juvante was in die tijd een evangelisatiekoor van zo’n dertig leden en zong in de zomermaanden op campings. Het is een beetje vervelend om van jezelf te zeggen, maar ze vonden mij wel getalenteerd en vroegen: Lijkt het jou wat om ons koor te leiden? Dat was een hele uitdaging. Zo ben ik met koordirectie begonnen.
Deo Juvante behoort tot de grootste koren van Noord-Holland. We hebben intussen wel in de meeste bekende kerken en in concertzalen als het Koninklijk Concertgebouw en de Rotterdamse Doelen gezongen. En jaarlijks geven we samen met de andere drie koren een kerstconcert in TivoliVredenburg. Ook hebben we koorreizen naar buitenlandse Europese steden gemaakt.”
Waar heeft u de opleiding genoten?
„Ik heb geen conservatorium gedaan. Ik heb jarenlang orgellessen gevolgd bij gerenommeerde organisten als Rutger van Mazijk in Laren en bij Willem Hendrik Zwart in Kampen, maar ik heb me –toen ik dirigent werd– in koordirectie gespecialiseerd. Zo heb ik verschillende keren de Kurt Thomascursus gevolgd. Verder heb ik een paar jaar privéles gehad van Hans van den Hombergh, een oud-leraar van het conservatorium. Die heeft me alle kneepjes van het vak bijgebracht.”
Wat spreekt u aan in het dirigeren?
„Ik vind het geweldig om met een groep mensen homogeen te kunnen zijn. We maken harmonie met muziek, maar ik vind dat je eerst de menselijke harmonie moet bewerkstelligen. Bij een koorrepetitie worden alle leden zomaar even weggeplukt uit hun gezinnen. Om dan met elkaar de juiste toon te vinden, dat is de uitdaging.”
Motivatie heeft voor u alles te maken met emotie, zei u eens.
„Ik probeer vanuit de tekst mijn liederen te behandelen, en er een eigen intonatie aan te geven. Door die eigen intonatie laat je veel van je hart zien. Je moet een tekst eerst inleven voordat je hem met elkaar kunt beleven en doorleven.
Ik ben nu onder andere bezig met Psalm 139 van Johan Bredewout. Het is een tekst die mij erg aanspreekt: dat God je kent tot het diepste en je hart leest. Dat vind ik het mooiste.”
Kunt u uw koren typeren?
„Elk koor dat ik heb, heeft zijn charme. Deo Juvante is van oorsprong echt Huizens. Ik kom er zelf ook vandaan, dus die mentaliteit ken ik als geen andere. Deo Juvante is een gemengd koor en heeft een warme en verstaanbare koorklank. Mannenkoor Con Forza in Woerden is weer een heel ander koor, dat heeft een beetje een bronzen klank. Urkers zijn geboren zangers. Kijk naar de eerste tenoren van mannenkoor Hallelujah, die vind je op geen enkel mannenkoor. De klank komt direct op je af, die staat er gewoon. De mannen in Lelystad komen uit heel de polder: Swifterbant, Dronten, Harderwijk. Daardoor krijg je een heel sonore koorklank.”
Grote koren allemaal – doet u ook kleinschalige dingen met ensembles?
„Nee, dat hoop ik nog altijd eens te gaan doen. Misschien dat daar volgend jaar ruimte voor komt. Met een geselecteerd groepje kun je natuurlijk heel andere nuances leggen en veel diepzinniger werken.”
Zijn er nog genoeg mensen te vinden om te zingen?
„Ik ben daar niet zo positief over. Vooral de gemengde koren hebben te kampen met problemen. Toen ik veertig jaar geleden in Huizen begon, was er geen gospelkoor te vinden. Nu zijn er in het Gooi wel vijftien, daar heb je dan last van.
Ik had vroeger het kinderkoor De Zendertjes. Op zevenjarige leeftijd kwamen de kinderen, en op twaalfjarige leeftijd gingen ze naar het jongerenkoor erboven. Ik had toen de luxe situatie dat ze van daaruit linea recta doorstroomden naar Deo Juvante. Dat is nu niet meer zo. Urk is met zijn mannenkoren een uitzondering. Daar komen nog steeds koren bij.”
U bent ook producer en concertorganisator. Valt er nog geld te verdienen in deze branche, nu muziek op grote schaal via de sociale media wordt gedeeld?
„Als freelancer ben ik betrokken bij de producties van De Bazuin. Zo heb ik jarenlang de muziek van Klaas Jan Mulder geproduceerd. Tegenwoordig produceren veel artiesten zelf, vaak in kleine aantallen. De consument ziet door de bomen het bos niet meer. En de laatste vijf jaar is YouTube inderdaad een concurrent geworden: men neemt op tijdens concerten, en zet het op het eigen YouTubekanaal.
Zo’n twintig jaar geleden was het een mooie tijd voor producenten. Iedereen wilde zo snel mogelijk z’n kast met cd’s vullen. In die tijd deed ik veel cd-opnames per jaar, nu misschien drie.”
Ervaart u een spanning tussen commercie en het geestelijk lied: enerzijds draag je het Evangelie uit, tegelijk ben je aan het cashen.
„Nou ja, cashen… Wel een leuke vraag. Als je produceert, probeer je in ieder geval het break-evenpoint te bereiken. Er moet brood op de plank komen. Verdien je geld aan een cd, dan kun je dat investeren in een nieuw product. Je moet wel bedenken: huur je een grote kerk, dan begin je al met enorme kosten. Je legt bij voorbaat duizenden euro’s huur neer, en dan heb je nog niks verdiend. De tijd dat je voor een paar honderd euro een grote kerk huurde, is voorbij. Maar ik moet wel zeggen: wij hebben het tij mee gehad. Ik zou nu niet graag 23 jaar willen zijn en dan starten.
We zullen er niet aan ontkomen om mee te doen met muziekstreaming, en misschien ook wel met YouTube. Ik ben hier nog over aan het denken. Ik hoop dat ik de gezondheid mag krijgen om nog een paar jaar door te gaan, en kijk met veel spanning uit naar 30 september, als we het jubileumconcert hebben.”
„De Heilige Stad spreekt mij altijd erg aan”
Ans Haarman (65) uit Blaricum zit bijna 25 jaar op Deo Juvante in Huizen. Tegenwoordig is ze voorzitter van het bestuur. „Ik doe het met veel plezier en vreugde. Je houdt overzicht, delegeert taken, en onderhoudt contact met kerken en muzikanten voor optredens. Ik vind het leuk om aanspreekpunt te zijn voor de mensen. Bij mij kunnen ze altijd terecht voor vragen. Daar wil ik dan ook de tijd voor nemen.”
Haarman noemt Bert Moll „een topdirigent, die met inleving en beleving het koor op een bepaalde hoogte weet te krijgen. Dan denk ik: wow, dit is echt knap. Je voelt bij hem dat hij zich inleeft in wat hij zingt en ons laat zingen, en dat het niet zomaar even een liedje is.” Als lievelingsliederen noemt ze ”Vleugels” en ”De Heilige Stad”. „Het ligt er natuurlijk ook aan wat je eigen gemoedstoestand op een moment is.”
Retourtje Gouda-Huizen
Karin Haan (44) rijdt speciaal voor Deo Juvante vanuit haar woonplaats Gouda naar Huizen. „Een hele afstand inderdaad”, geeft ze toe. „Het heeft te maken met het feit dat ik uit Huizen afkomstig ben. Ik ben met Bert Moll meegegroeid van kinderkoor naar jongerenkoor naar Deo Juvante.” Echt vergelijken met andere dirigenten kan ze dan ook niet. Haan: „Wel zie ik soms dirigenten staan zwaaien van wie ik denk: sta je de was op te hangen of zo? In mijn beleving dirigeert Bert Moll beheerster. Deo Juvante heeft het ook minder nodig, denk ik. Wij weten precies wat hij bedoelt.”
Wat Haan aanspreekt in het koor is de diversiteit. „We zingen van psalmen tot grote werken van Bach en Händel. En we treden op in concertzalen, kerken en verzorgingstehuizen. Ook houd ik van de saamhorigheid.”
Een specifiek lievelingslied kan ze niet noemen. „Er zijn zo veel mooie liederen. Als iemand bijvoorbeeld een overlijden heeft meegemaakt, zijn er verschillende liederen heel toepasselijk.”
„Ik dacht: daar wil ik ook bij zijn”
Jan ten Napel (47) is voorzitter van het Urker Mannenkoor Hallelujah. Sinds z’n zestiende verjaardag zit hij op het koor. „M’n vader zat er al jaren op, en thuis kreeg ik het zangvirus mee. Mijn eerste kennismaking met het koor was het jubileumconcert bij het 75-jarig bestaan in de Bethelkerk. Dat overweldigde me zo dat ik dacht: daar wil ik ook bij zijn.”
Mooie liederen vindt Ten Napel ”Lichtstad met uw paarlen poorten” en ”Vaste Rots van mijn behoud”. „In ”Vaste Rots” zit echt alles wat een mens in z’n leven tegenkomt, maar ook het houvast dat hij krijgt aangereikt.”
Hallelujah repeteert elke zaterdagavond anderhalf uur. Het is hard werken en heel gezellig, zegt Ten Napel. „We zijn met mannen van allerlei geestelijk pluimage samen, heel bijzonder.” Wat hem in de dirigent aanspreekt is de tekstbeleving. „Besef wat je zingt, dan gaat een lied heel anders voor je leven, houdt Moll ons altijd voor. Tegelijk is er ook tijd voor een lolletje.”
Feestelijk jubileumconcert
Op zaterdagmiddag 30 september vindt in de Grote Kerk Naarden een feestelijk jubileumconcert plaats met koren die onder leiding staan van Bert Moll. Aanleiding is het feit dat hij veertig jaar dirigent is. Het concert begint om 15.00 uur.
Meer informatie over medewerkenden en toegangsprijzen: koorconcerten.nl