Rutte II zat de rit uit omdat verlies voor coalitiepartners dreigde
„Dit kabinet komt zeker terecht in de categorie bijzondere en trendsettende kabinetten”, schreef deze krant in november 2014. Rutte II was toen halverwege de rit. Bijna aan het eind van de termijn maken twee deskundigen opnieuw de balans op: „Het is gewoon een paars kabinet geweest.”
Rutte II –dat dinsdag zijn laatste begroting presenteerde– „is sinds vele decennia het eerste minderheidskabinet dat via een vaste constructie met maar liefst drie oppositiefracties tot een zeer vruchtbare samenwerking én wettenproductie weet te komen”, analyseerde het RD in 2014. „Dat is hoe dan ook historisch.”
Omdat het kabinet geen meerderheid had in de Eerste Kamer, moest het noodgedwongen samenwerken met oppositiepartijen om zijn beleid te realiseren. Dr. B. H. van den Braak van het Parlementair Documentatiecentrum van de Universiteit Leiden duidt dat niet zonder meer positief: Als de coalitie prima weet samen te werken met meerdere oppositiepartijen „heeft dat als nadeel dat er een soort groot grijs centrum ontstaat van partijen die, in elk geval in de beeldvorming, heel erg op elkaar lijken en die inwisselbaar lijken.” Daarbuiten blijven dan nog een paar randpartijen over die als oppositie fungeren: de SP links, de PVV rechts.
Verantwoordelijkheidsvakantie
Scherper nog is de taxatie van dr. R. A. Koole, hoogleraar politicologie aan de Leidse Universiteit. „Het kabinet-Rutte II is gewoon een paars kabinet geweest.” Dat is niet uniek: ook in de kabinetten-Kok I en II (1994-2002) werkten VVD en PvdA met elkaar samen. „Ik vraag me echter af of dit wel zo goed is voor de democratie.” De twee politieke tegenstanders dekten namelijk samen vrijwel het hele politieke speelveld af op sociaaleconomisch gebied, legt Koole uit. „Voor echte oppositie bleef vrijwel geen ruimte over. Het CDA, dat geen akkoorden sloot met het kabinet, werd verweten verantwoordelijkheidsvakantie te hebben genomen.”
Onvrede in de samenleving kan zich daardoor niet goed uiten, aldus Koole. „Waar moeten de kiezers heen die zich tekortgedaan voelen door het kabinetsbeleid? Die blijven thuis of wijken uit naar de flanken. Dat leidt tot groei van het populisme.” Zet niet de grootste opponenten bij elkaar in één coalitie, trekt hij als les uit het optreden van Rutte II. „In de politiek moet je kiezers keuzes bieden.” Positiever is hij daarom over het potentiële kabinet van VVD, CDA, D66 en CU: „Tegen die coalitie is reële oppositie mogelijk van niet-extreme partijen zoals PvdA en GroenLinks.”
Daadkracht en draagvlak
Wat kan het nieuwe kabinet leren van de ploeg die het aflost? „Dat daadkracht mooi is, maar dat draagvlak minstens zo veel aandacht verdient”, meent Van den Braak. Rutte II heeft volgens hem best veel bereikt. De waardering daarvoor zal op termijn zeker groeien, denkt hij. Maar bij de verkiezingen in maart bleken de kiezers van beide coalitiepartijen nog niet erg van de prestaties onder de indruk. „De les die de deelnemers aan het volgende kabinet daaruit kunnen trekken, is dat ze de keuzes die ze maken en de compromissen die ze sluiten, goed moeten uitleggen.”
Van den Braak en Koole zijn het erover eens dat de PvdA in 2012 te snel en te gretig in het kabinet is gestapt en als regeringspartij te veel van haar profiel heeft verloren. Dat verklaart volgens Koole mede waarom de huidige formatie zo lang duurt: de toekomstige coalitiepartners willen een herhaling van dat scenario voorkomen. Van Rutte II kunnen die partijen volgens hem leren dat het belangrijk is om te investeren in persoonlijke verhoudingen. „Dan kun je een stootje hebben als het gaat botsen. Dat gebeurt namelijk onvermijdelijk.”
Mede door de goede verhoudingen slaagde het kabinet erin de rit uit te zitten. Maar er waren ook andere oorzaken, meent Koole. „De noodzaak tot stabiel landsbestuur in tijden van crisis werd zeer gevoeld. Tevens speelde mee dat een werkbaar alternatief voor de combinatie VVD-PvdA ontbrak. En omdat beide partijen vrijwel vanaf het begin in de peilingen op fors verlies stonden, was tussentijds breken voor hen geen optie.”
Rutte II heeft veel bereikt, veel mislukte ook
Qua effectiviteit scoort het kabinet-Rutte II „behoorlijk hoog”, analyseert Van den Braak. „De productie aan wetgeving was –ondanks een minderheid in de Eerste Kamer en soms stevige maatschappelijke kritiek– erg groot: denk bijvoorbeeld aan de Omgevingswet, de Wet natuurbescherming, de Participatiewet, de Wet werk en zekerheid en diverse antiterreurwetten.”
De coalitie wist het financieringstekort terug te dringen en de woningmarkt te herstellen. De werkloosheid daalde. In het kader van de decentralisatie zijn onder meer zorgtaken overgedragen aan gemeenten.
NRC Handelsblad schreef in maart dat van de 271 plannen uit het regeerakkoord ”Bruggen slaan” er 158 helemaal zijn uitgevoerd en 59 deels.
Net als Van den Braak stelt Koole dat het kabinet veel van zijn voornemens heeft weten te realiseren. Het leenstelsel, bijvoorbeeld, de huurwet, een sociaal akkoord en decentralisaties. „Maar er is ook veel niet gelukt. De belastinghervorming is niet doorgegaan. We hebben evenmin minder provincies. Op het punt van duurzaamheid heeft de rechter het kabinet twee keer op de vingers getikt.” Rutte II heeft ook „veel te lang” vastgehouden aan bezuinigingen, waardoor het herstel „eerder is vertraagd dan aangejaagd.”
Een „zeer gemengd resultaat, dus”, vat Koole samen. „De belangrijkste erfenis van dit kabinet is vooral dat het zo lang is blijven zitten.”