Veerdiensten vallen buiten de boot
Het water staat sommige bedrijven aan de lippen. De veerdiensten leveren net genoeg op om het hoofd boven water te houden, maar geld voor noodzakelijke investeringen in de modernisering van de vloot ontbreekt. De veren vallen buiten de boot.
Een handvol wandelaars stapt aan boord van het Opheusdense veer, terwijl een automobilist zijn voertuig voor de slagboom parkeert. ’t Is rustig. „Dit kan nooit uit”, erkent schipper Leen van Oijen. Het veer biedt ruimte aan achttien auto’s. „Hier moet geld bij.” In de spits is het meestal aanmerkelijk drukker op het pontje. Zomers kan het stormlopen.
De overtocht kost 1,60 euro voor een auto, 60 cent voor een bromfiets, 55 cent voor een fiets en 35 cent voor een ’lopertje’, zoals een wandelaar in vakjargon heet. „Voor dat geld kun je niet zwemmen”, zegt Van Oijens collega Dirk Akkerman.
Van Oijen staat al 27 jaar aan het roer van de veerpont Opheusden-Wageningen. Met plezier. Hij heeft de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels bereikt. „Ik kan thuis wel achter de geraniums gaan zitten, maar dit is veel leuker.” En dus vaart hij nog elke dag naar de overkant.
Nederland telt circa 196 van zulke veerdiensten met een vloot van in totaal 115 vaartuigen. Zo’n 100 veerdiensten zijn elke dag, het hele jaar, door in bedrijf. Daarvan voeren 90 bedrijven betaalde overtochten uit. Het veer achter het Centraal Station van Amsterdam is bijvoorbeeld gratis. Van de betaalde veerdiensten is 40 procent in particulier eigendom, 60 procent is in dienst van gemeenten, provincies of het Rijk.
De sector bevindt zich in woelig water. De financiële positie van Nederlandse veerdiensten is zorgwekkend, zo blijkt uit een vrijdag gepresenteerd onderzoek van de Erasmus Universiteit in opdracht van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB). De veerdiensten leveren onvoldoende geld op. De veren mogen dan jaarlijks 37 miljoen passagiers overzetten, financieel zijn zorgenkindjes, aldus de onderzoekers.
Minder dan de helft van de ondernemingen, uitgebaat door particulieren, behaalt ieder jaar een mager bedrijfsresultaat. De meerderheid, geëxploiteerd door Rijk, provincies en gemeenten, heeft een tekort van in totaal 18 miljoen euro. De vijf ’zoute’ veren -op de Waddenzee- zijn wel winstgevend.
„Het exploiteren van een veerboot lukt meestal nog wel”, verklaart veerbaas Goos Mason uit Opheusden. „Maar het aanschaffen van een nieuwe levert moeilijkheden op. Daardoor worden veel veerboten steeds ouder. En aan oudere schepen heb je nu eenmaal meer kosten.” De gemiddelde leeftijd van de veren in Nederland schommelt rond de dertig jaar.
Vier jaar geleden heeft Mason voor zo’n 70.000 euro een nieuwe veerboot aangeschaft. De voorganger was met 77 jaar echt versleten. De afschrijving is met de ingebruikname van het nieuwe schip met sprongen omhooggegaan. Rendabel exploiteren kan de veerbaas zijn overtocht niet. De provincie en de oevergemeenten springen daarom financieel bij. Gelderland neemt 80 procent van het tekort voor zijn rekening, Wageningen en Neder-Betuwe samen 20 procent.
Gelderland is de enige provincie in Nederland die financieel bijspringt. Mason kan niet zonder het geld. „Als ze morgen besluiten de subsidie in te trekken, leg ik vandaag de pont aan de ketting.” De Opheusdenaar heeft het geluk nog net in Gelderland te wonen. „Twee kribben verderop ligt Utrecht en krijg ik niks.” Zekerheid dat hij subsidie ontvangt, heeft Mason echter niet. Hij schat de situatie ook niet rooskleurig in. „In 2000 was de economische situatie nog een stuk beter.”
De sector luidt daarom de noodklok. De overheid moet haar taak verstaan en met geld voor de veerdiensten over de brug komen om ze niet buiten de boot te laten vallen. „Het is een vorm van openbaar vervoer en dat kost nu eenmaal geld”, zeggen de veerbazen. De CBRB probeert daarom de kwestie op de politieke agenda te krijgen. Het bureau pleit voor provinciale fondsen voor de veren. Ook moet het personeel efficiënter worden ingezet.
Veerdiensten hebben het imago duur, onbetrouwbaar en ouderwets te zijn, aldus prof. dr. Hugo Roos van de Erasmus Universiteit vrijdag. Niks is minder waar. „Veren hebben een groot en ondergewaardeerd maatschappelijk belang.” Zonder veerdiensten zouden de passagiers jaarlijks 243 miljoen euro extra aan kilometers en reistijd kwijt zijn. „Dat is nog een conservatieve schatting.” De 218 miljoen extra kilometers veroorzaken ieder jaar voor 723.000 euro aan extra milieulasten, blijkt uit berekening. Het omrijden zou bovendien jaarlijks kunnen leiden tot 76 extra ongevallen met ziekenhuisopname van gewonden als gevolg.