VN–posten onder vuur in Congo
Duizenden boze inwoners van de Democratische Republiek Congo hebben donderdag posten van de Verenigde Naties aangevallen in de steden Kinshasa, Kisangani, Kindu en Bukavu. Volgens de BBC schoten VN–bewakers drie mensen dood die in de hoofdstad Kinshasa een opslagplaats wilden plunderen.
In het hele land vonden betogingen plaats. De demonstranten uitten hun ongenoegen over het geweld dat de afgelopen week het oosten van Congo teisterde. Zij verweten de VN dat die zich afzijdig hebben gehouden.
Woensdag waren in de hoofdstad Kinshasa ook al tientallen betogers op de been nadat de stad Bukavu in handen was gevallen van opstandige militairen. De VN maakte donderdagmiddag bekend dat de rebellen zich terugtrekken uit deze stad in de provincie Zuid–Kivu.
In Bukavu zelf kwamen de soldaten van de VN–vredesmacht Monuc eerder op de dag nog onder vuur te liggen, zo meldde een VN–medewerker ter plaatse. Voertuigen van de blauwhelmen werden bekogeld met stenen. Er werd ook een schot afgevuurd op een VN–voertuig. In de Oost–Congolese stad zijn ongeveer 1000 buitenlandse militairen gelegerd.
Congo, het voormalige Zaïre, is sinds 1997 het toneel etnische conflicten en een regelrechte burgeroorlog, gevoed door een enorme stroom vluchtelingen die het etnische geweld in de buurlanden Rwanda en Burundi ontvluchtten. De regering van Mobutu Sese Seko werd in mei 1997 afgezet door rebellen uit Oost–Congo onder formele leiding van Laurent Kabila.
Kabila ’s regime lag vervolgens onder vuur door rebellen die de steun hadden van Rwanda en Uganda. Beide landen hadden bij de opstand tegen Mobutu gehoopt dat Kabila hun stroman zou worden in Kinshasa. Kabila kreeg vervolgens steun van Zimbabwe, Angola, Namibië, Tsjaad en Sudan.
Het ingewikkelde en veelal ook ondoorzichte conflict werd in juli 1999 min of meer afgerond met een staakt–een–vuren dat werd getekend door alle betrokken naties en de verschillende rebellengroepen, maar steeds weer laaide het conflict op, vooral in het oosten. Kabila werd in januari 2001 vermoord, zijn zoon Joseph nam vervolgens het roer over.
In oktober 2002 lukte het de nieuwe president om bezettende Rwandese troepen te laten vertrekken uit Oost–Congo en twee maanden later lag er een nieuw akkoord waarin alle strijdende groepen zich bereid verklaarden de gevechten te staken en mee te werken aan een regering van nationale eenheid. De rebellen zouden vervolgens moeten opgaan in een nieuw nationaal leger.
In het oostelijke Bukavu is de vlam nu weer in de plan geslagen. Niemand weet eigenlijk wat nu precies de aanleiding was, maar zeker is wel dat afvallige militairen, Laurent Nkunda en Jules Mutebusi, Bukavu in handen hebben gekregen. Beide heren, die een machtsstrijd uitvochten met andere hoge legerfiguren in de regio, behoorden tijdens de burgeroorlog tot de rebellengroep RCD–Goma die steun had van Rwanda. De RCD maakt nu deel uit van het landsbestuur.
Nkunda is verbonden aan de groep van etnische Banyamulegenes, die weer verwantschap hebben met de Tutsi’s in Rwanda. Hij heeft gezegd dat zijn strijd was gericht tegen „foute elementen" binnen het Congolese leger die zijn gemeenschap aan het „afslachten" waren. „Ik strijd niet tegen Kabila", aldus Nkunda, die ook aankondigde dat zijn manschappen Bukavu weer zullen verlaten.
Kabila zelf gooide in Kinshasa olie op het vuur door Rwanda ervan te beschuldigen achter de aanval op Bukavu te zitten. De Rwandese regering sprak dat donderdag met kracht tegen. De minister van Buitenlandse Zaken zei zelfs „geschokt" te zijn door de aantijgingen. Ook Nkunda zelf heeft verklaard niet in opdracht van Rwanda te hebben gehandeld.