Rouvoet als minister van Volksgezondheid kan fricties voorkomen
Woedend was CU-leider en vicepremier Rouvoet die avond, 26 mei 2008. Hoe bestond staatssecretaris Bussemaker (VWS) het om op tv bekend te maken dat zij de regelgeving rond embryoselectie ging verruimen? Hadden CDA, PvdA en CU anderhalf jaar daarvoor niet duidelijk afgesproken dat zij ten aanzien van deze thematiek een standstill zouden betrachten? Waarom had Bussemaker over dit zeer gevoelige thema dan niet eerst met hem overlegd?
Vertoornd belde Rouvoet Balkenende. De premier belde prompt Bussemaker met de boodschap dat er een groot probleem lag. En inderdaad, een van de heftigste crises in Balkenende IV was geboren. Oké, na eindeloos praten kwámen ze eruit. Maar het was kantje boord geweest.
Waarom deze episode anno 2017 opgehaald? Om dezelfde reden als NRC Handelsblad er maandag een reconstructie aan wijdde: het incident laat haarscherp zien hoe moeilijk het is om medisch-ethische politiek te voeren in een kabinet dat progressief-seculier verbindt met christelijk-behoudend. Moeilijk? Haast onmogelijk.
Bij de CU waren ze begin 2007, toen Balkenende IV van start ging, nog optimistisch. Dat op een gevoelig departement als VWS een PvdA’er de medisch-ethische dossiers beheerde, hoefde volgens CU’ers geen nadeel te zijn. „Misschien is het wel een voordeel”, fluisterde men op de fractieburelen. „Als Jet ons beleid verkoopt, heeft dat meer effect dan wanneer we het zelf doen; bij haar komt het uit onverdachte hoek.”
”Ons beleid”; dat bleek vervolgens toch een slagje anders te liggen. Amper een maand na de presentatie van het regeerakkoord gaf Bussemaker, in een interview in NRC Handelsblad, onverbloemd aan waar zij stond. Nee hoor, aan het recht op abortus en euthanasie werd, ook door dit christelijk-sociale kabinet, „in geen enkel opzicht getornd.” Een zwangere vrouw die een geplande vakantie als een noodsituatie ervoer? Haar zou niet echt iets in de weg worden gelegd. „De definitie van een noodsituatie bepaalt de vrouw, in overleg met de arts.” Zo, daar kon de NRC-lezer, maar ook de CU, het mee doen.
Terecht merkt in de NRC-reconstructie zowel Rouvoet als Bussemaker op dat ten aanzien van medisch-ethische thema’s politici van een seculier-christelijke coalitie continu op eieren moeten lopen. Houden zij hun tong of hun pen niet steeds in toom, dan barst op zeker moment de bom. Zoals de embryorel liet zien.
Minder sterk in de reconstructie is overigens de door Bussemaker verdedigde stelling dat zij destijds niet kon bevroeden dat de Kamerbrief over embryoselectie de CU tegen de schenen zou schoppen. De PvdA’er wilde regelen dat niet alleen embryo’s die later met zekerheid de ziekte van Huntington zouden krijgen, maar ook embryo’s die in de toekomst mógelijk darm- of borstkanker kregen, konden worden weggeselecteerd. Over zo’n verruiming stonden confessioneel en seculier in de Kamer al maanden als kemphanen tegenover elkaar. En dan zou Bussemaker niet gesnapt hebben dat dit voor Rouvoet en de zijnen een aangelegen punt was?
Terug naar de betekenis van de jaren 2007-2010 voor nu. Wat zou de CU ervan kunnen leren? In elk geval dit, dat een stevig en compleet regeerakkoord nog geen garantie biedt op probleemloos regeren met seculiere partijen. En dat de CU, als enige orthodoxe partij in een coalitie van vier, haar borst nat mag maken. Want als PvdA-bewindslieden en -Kamerleden al moeite hadden om in een coalitie met de CU de nodige prudentie te betrachten, dan zal dat zeker gelden voor het ideologisch nog fellere D66.
Nog één voorzichtige les. Zou je op een gevoelig departement als VWS niet eigenlijk een eigen minister of staatssecretaris moeten hebben? Eén die weet hoe te handelen wanneer het bloed bij de Pechtolds, de Dijkstra’s of de Bergkamps, net als destijds bij Bussemaker, kruipt waar het niet kan gaan? De CU beschíkt in elk geval over zo’n kandidaat.
Inderdaad, Rouvoet. Die kent in dit opzicht immers als geen ander het klappen van de zweep?