„Hobbyspionnen zijn naïeve cowboys”
Hoe verstandig is het dat hobbyspionnen op eigen houtje op internet op terroristen jagen? Twee kenners van inlichtingendiensten zijn eensgezind in hun kritiek. „Dit soort cowboys zijn ontzettend naïef.”
„Ik voelde me een soort verzetsstrijder uit de Tweede Wereldoorlog.” Dat zei de 22-jarige Jimmy F. uit het Brabantse Zevenbergen, aldus de NOS vrijdag.
F. werd vorige week gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij het beramen van een aanslag tijdens een concert in Rotterdam. F. zou echter geen terrorist, maar juist een bestrijder van IS-terroristen zijn. Dat zegt onder meer zijn advocate Karianne Bal.
F. zou zich op internet voordoen als terrorist en onder die dekmantel via chatgesprekken echte terroristen ontmaskeren. De Brabantse ”hobbyspion” zou inlichtingendienst AIVD zelfs op het spoor hebben gezet van de 30-jarige terreurverdachte Jaouad A. uit Rotterdam. Bij A. thuis werd in december een geladen kalasjnikov en een schilderij van een IS-vlag gevonden.
Kennelijk probeerde de hbo-student via internet op eigen houtje IS-sympathisanten te traceren. Zijn hobbyspionnen goed bezig?
Willemijn Aerdts, onderzoeker inlichtingenstudies aan de Universiteit Leiden, maakt korte metten met dergelijke praktijken. „Dit soort cowboys zijn gevaarlijk bezig. Inlichtingenwerk is een serieuze bezigheid. Daarvoor moet je de vaardigheden én bevoegdheden hebben. Die hebben hobbyspionnen dus niet.”
Als een hobbyspion, in een poging om het vertrouwen te wekken van vermeende terroristen, bijvoorbeeld „stoer gaat praten” over een terreuraanslag, kan dat levensgevaarlijk zijn. „Zo’n hobbyspion kan zich schuldig maken aan uitlokking, opruiing en ophitsing. Theoretisch zou dat in een extreem geval kunnen leiden tot een aanslag.”
Ook kan een hobbyspion zijn eigen leven op het spel zetten. „IS-terroristen zijn geen lieverdjes. Als ze erachter komen dat iemand als Jimmy F. in hun netwerk probeerde te infiltreren, kan dat gevaarlijk zijn.”
Bovendien bestaat het gevaar dat een hobbyspion de spionage-activiteiten van bijvoorbeeld de inlichtingendienst AIVD frustreert, zegt Aerdts. „Ze kunnen zorgen voor ruis op de lijn bij de diensten. Wie is de goedwillende, wie de kwaadwillende?”
Zit er toch iets sympathieks in de activiteiten van hobbyspionnen? Zij willen toch het volk behoeden voor terreur? „Ze lijken nobel bezig te zijn, maar in de praktijk zijn ze vaak erg naïef”, reageert de Leidse onderzoekster.
Al even vernietigend in zijn oordeel over hobbyspionnen is generaal-majoor buiten dienst Pieter Cobelens, voormalig hoofd van de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst en gespecialiseeerd in cyberveiligheid. „Inlichtingenwerk vergt uiterste professionaliteit en zorgvuldigheid. Bovendien moeten geheime diensten zich aan de wet houden. Amateurs moeten zich met dit soort werk niet bemoeien. Ook niet als ze de beste bedoelingen hebben. U moet morgen ook geen agent gaan spelen en op de A1 het verkeer gaan staan regelen. Dan wordt u omver gereden.”
Maar maakt de AIVD ook niet dankbaar gebruik van slimmeriken die op eigen houtje terroristen opsporen? Cobelens: „Als burgers toevallig het pad kruisen van een terrorist, moeten ze die informatie doorspelen. Maar ze moeten niet zelf verder speuren.”
Ook Cobelens wijst erop dat hobbyspionnen de autoriteiten in de wielen kunnen rijden. „Door toedoen van Jimmy F. is het concert afgelast. De zaak vreet politiecapaciteit.” F. benadeelt ook zichzelf, tekent Cobelens aan. „Hij is zo dom bezig dat hij nog steeds vast zit. Hij moet nu maar bewijzen dat hij te goeder trouw was en dat hijzelf niet is gebruikt door leden van een IS-netwerk.”