Leerdamse Joden waren arm en ruzieden volop
Joden in Leerdam hadden in de afgelopen eeuwen onderling nogal eens heibel. „Het was een kleine gemeenschap, maar ze ruzieden wat af”, zegt Teunis Blom, schrijver van het boek ”Joods Leerdam”, dat eerder dit jaar verscheen.
„Kritiek op het synagogebestuur, gedoe over geld en procedures; er was altijd wat. Dat viel op in een gemeenschap waar het verder rustig was. De burgemeester moest regelmatig tussenbeide komen om de gemoederen tot bedaren te brengen”, zegt Blom, voorzitter van de Historische Vereniging Leerdam. Het boek dat hij schreef, telt bijna 400 bladzijden en kost 27,50 euro.
Tijdens zijn onderzoek naar de pakweg 400 jaar dat er Joden in Leerdam woonden, bleek bovendien dat ze het niet breed hadden. „Vaak was het armoe troef. Er was amper geld om de synagoge te onderhouden. Om de haverklap werden er ‘schooibrieven’ gestuurd naar de koning en de provincie.”
Al rond 1500 werd melding gemaakt van een „Jooden Kerkhof”, een plaats buiten de stad die nog bekendstaat als „het Jodendom.” „Maar pas in 1621 komen we een beschrijving van de eerste Jood in Leerdam tegen. Het was Levi de Jode, die als lombard, geldschieter, de kost verdiende. Het duurt zelfs tot 1699 voor er sprake is van een kleine gemeenschap.”
Na 1699 groeit de Joodse gemeenschap in Leerdam gestaag. In dat jaar vraagt Joseph Moses toestemming aan het gemeentebestuur om de Joodse hoogtijdagen en feesten te vieren. Rond 1770 neemt het aantal Joodse inwoners opnieuw toe: het gaat vooral om personen die schulden hebben en in Leerdam onderdak zoeken.
Tot circa 1910 bestaat de Joodse gemeenschap uit ongeveer vijftig tot honderd personen. Velen van hen verdienen de kost als koopman of kleermaker. „Ook waren er heel lang alleen Joodse slagers in Leerdam.” Over die slagers staan tal van anekdotes in het boek. Jacob Salomon Pakkerd had bijvoorbeeld een slimmigheidje bedacht om aan wat meer geld te komen. „Hij bleef tijdens de sabbat buiten de synagoge wachten. Er moesten tien mannen aanwezig zijn voor de dienst kon beginnen. Vaak waren er maar negen. Pakkerd bleef net zolang buiten tot gemeenteleden hem voldoende geld gaven om binnen te komen.”
In 1879 speelt er een heuse „vleeschkwestie” als Jan de Jong een rundslachterij begint en het monopolie van Levie Walg en Jacob Salomon Pakkerd dreigt te doorbreken. Het leidt tot boze brieven over en weer in de pers over de kwaliteit en prijzen van de „vleeschhouwers.” Door de concurrentie dalen de prijzen in de slagerijen.
Volgens Blom werden de Joden geaccepteerd in Leerdam. „Iedereen bezocht hun winkels, bij het vaststellen van winkeltijden en marktdagen werd rekening met de sabbat gehouden. Ze waren meer onder elkaar aan het ruziën dan dat ze last hadden van Leerdammers.”
Rond 1920 ontstaat een trek naar de grote steden, waardoor de Joodse gemeenschap in Leerdam snel slinkt. Eind 1935 wordt de laatste dienst in de synagoge gehouden. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog woont er nog een handjevol Joden in Leerdam. Enkelen sterven in de eerste oorlogsjaren een natuurlijke dood. „De laatste twee Joodse inwoners van Leerdam zijn twee schoonzussen. Ze weigeren onder te duiken, worden opgepakt en omgebracht in Auschwitz. Dat is het einde van de Joodse geschiedenis in Leerdam.”