Muziekdocent Jan Wisse wil aansluiten bij sterke kanten van leerling
Als docent zoekt Jan Wisse uit Aagtekerke aansluiting bij de sterke kanten van zijn leerlingen. Daarom hanteert hij geen strakke methode, maar zoekt hij muziek die hen uitdaagt.
Even na vier uur begint de les van Jorden de Boer (9). Hij speelt een bewerking over Psalm 138. Soms denkt hij een momentje voor hij verder gaat. Als Jorden klaar is, zegt de docent: „Dat was leuk. Ik had gedacht dat je het stuk best moeilijk zou vinden, maar dat viel mee. Speel ’m nog eens een keer, dan halen we er wat dingen uit.”
Een van die dingen is het ritme. „Lang, kort, kort, lang”, zegt Wisse, „Ik klap even mee.” Daarna probeert Jorden het alleen.
Als Lennard (16), broer van Jorden, om halfvijf achter de klavieren schuift, verandert het orgel van klank. Het mixturenplenum maakt plaats voor een warme, volle sound, met een sesquialter en tremulant als uitkomende stem. Op de lessenaar staat nu Psalm 84 van Jan Zwart.
Lennard heeft het stuk goed in de vingers. Een van de aandachtspunten zijn de komma’s in het stuk, blijkt tijdens de les. „Besteed daar goed aandacht aan”, zegt Wisse. „Neem de tijd om een zin af te ronden. Het eind van een zin mag een klein beetje langzamer.”
Geen vaste methode
Wisse studeerde orgel aan het conservatorium in Den Haag, en na het afstuderen bij Marie-Louise Langlais in Parijs. In zijn huis in Aagtekerke heeft hij een eigen praktijkruimte waar, naast een oefencarillon, een Hauptwerkorgel van de firma Noorlander en een piano staan.
Terwijl de deurbel gaat, vertelt Wisse: „Ik heb 94 leerlingen voor orgel en piano. Van hen spelen er 41 orgel en 53 piano. Het is een mix van beginners en vergevorderden, van kinderen en volwassenen.”
Wisse gebruikt voor zijn leerlingen geen vaste methode. „Ik zoek muziek die aansluit bij de leerling, en die hem of haar uitdaagt.”
Linkshandig
De muziekdocent uit Aagtekerke vindt het prachtig om samen met een leerling het mooie van het instrument en van een muziekstuk te ontdekken. „Als docent groei je mee met de leerling. Ik sluit eerst aan bij iemands sterke kanten. Dan kom je er vanzelf ook achter wat de problemen zijn. En die moeten juist zo veel mogelijk worden opgelost.”
Wisse besteedt ook aandacht aan iemands „dominantiepatroon.” „Is de leerling linkshandig of rechtshandig? En wat heeft dat voor invloed op zijn spel? Ik vind dat een onderbelicht element in de didactiek. Orgel spelen doet een groot beroep op je motorische vaardigheden. Je kunt de leerling zich vaak verder laten ontwikkelen door gebruik te maken van zijn rechts- of linkshandig zijn.”
Tijdens de les is het stuk dat een leerling speelt leidend voor de structuur van de les. Daarbij komen zaken als klank, ritme, zinsopbouw en registratie aan de orde. Wisse: „Speelt een leerling een fout, dan rijst de vraag: Waarom gaat er iets fout? Is het een toevallige fout of een ingestudeerde fout? En hoe komt het dat iemand slecht noten leest, of slecht in de maat speelt? Met beginnende leerlingen klap ik het stuk vaak samen. Is een leerling sterk in ritme, dan probeer ik stukken uit te zoeken die een dansend karakter hebben.”
Motivatie
Een lastig punt vindt Wisse het als een leerling wel muzikaal is, maar niet de discipline kan opbrengen om regelmatig te studeren. „Je weet dat iemand talent heeft, maar hij doet er niks mee. Je kunt dan met lijstjes gaan werken: je moet zoveel minuten spelen per dag. Dat werkt niet stimulerend. Ik vind dat iemand gemotiveerd moet worden door het instrument of door de stukken.”
Daarom mogen leerlingen bij Wisse alles mee naar de les brengen wat ze willen spelen. „Het stuk dat een leerling gaat spelen, is minstens de helft van de motivatie. Dus probeer ik dát stuk bij een leerling te zoeken waarvan ik weet dat het bij hem aansluit of hem verder ontwikkelt. Leerlingen mogen bij mij alle muziek meebrengen die er op de markt verschijnt. Ik ben er als docent voor álle muzikale activiteiten die een leerling onderneemt. Ik vind dat je als docent tekortschiet als een leerling op les slecht studeert, terwijl hij thuis het ene na het andere stuk onderhanden neemt – maar dat niet mee naar les durft te nemen.”
Kerkorgel
Veel van Wisses leerlingen krijgen les op een pijporgel. Wisse mag gebruikmaken van diverse kerkorgels op Walcheren, zoals het orgel van de gereformeerde gemeente in Aagtekerke, waar hij organist is, en –onder andere– de protestantse gemeente van Grijpskerke, de doopsgezinde en de oudkatholieke kerk in Middelburg en de gereformeerde gemeente in Middelburg.
De kerkelijke setting van het orgel is belangrijk voor de stimulans van jongeren, weet de orgeldocent uit ervaring. „Als er goed wordt gespeeld, daagt dat anderen uit om ook orgel te gaan spelen. Een van de eerste plaatsen waar jongeren met het orgel in aanraking komen, is immers de kerk. Op dat gebied heb ik wel mijn zorgen. Als er in de dienst slecht wordt gespeeld, nodigt dat jongeren niet uit om zelf orgel te gaan spelen.”
Gepast in eredienst
Bij het stimuleren van jongeren spelen ook opvattingen mee over wat wel en niet gepast is in een eredienst, aldus Wisse. „Mag je als organist de muziek laten leven? Of wordt dat beknot? Er is niet zo veel mogelijk in erediensten, als ik mijn oor te luisteren leg bij leerlingen. Daarmee doen we tekort aan de muziek in de eredienst, aan de lofprijzing. Een goed gespeeld, feestelijk voorspel bij een lofpsalm: dát nodigt jongelui ook uit om orgel te gaan spelen.”
zomerserie De muziekdocent
Dit is het derde en laatste deel in een serie over de lespraktijk van een muziekdocent.
Jorden de Boer
Jorden de Boer (9) krijgt les van Jan Wisse sinds 2015. Hij heeft plezier in de lessen, zegt hij. „Meneer Wisse geeft me goede stukken die niet te makkelijk zijn, zodat ik goeie dingen leer. Ik vind het ook superleuk om te doen.”
Jorden probeert dagelijks een paar keer te oefenen. „Elke dag speel ik even voor schooltijd, en dan ’s avonds nog een keer.”
Zijn er dingen op les die hij lastig vindt? „Toen ik nog maar net op orgelles zat, moest je sommige dingen goed leren, zoals toonladders, witte en zwarte noten en de maat. Nu zijn die dingen minder moeilijk voor me, maar soms nog wel.”
Op de vraag welk stuk hij mooi vindt, noemt Jorden de Gavotte van Händel. „Ik vind het leuk en het is ook snel.”
Piet Lievense
Piet Lievense (59) begon met orgelles bij Jan Wisse in 2009. „Ik heb eerder les gehad van Bram Beekman, maar dat is al lang geleden”, zegt hij.
Lievense waardeert „de souplesse” waarmee Wisse lesgeeft. „Jan is flexibel, ik kan zelf stukken aandragen die ik mooi en interessant vind. Daarnaast krijg ik ook harmonisatie en improvisatie. Van Jan leer ik techniek en interpretatie en krijg ik achtergronden mee. Muziek is meer dan een rij noten. Denk aan de relatie tekst-muziek. Wat dat betreft ben ik ook liefhebber van de cantates van Bach.”
Wat zijn lastige zaken? Lievense: „Netjes harmoniseren volgens de regels van de harmonieleer, dat vind ik wel lastig.”
Intussen heeft hij een brede smaak ontwikkeld. „Prachtig vind ik ”Wachet auf” van Max Reger, met een heel mooie tekstuitbeelding! Ook sommige werken van Olivier Messiaen kan ik waarderen, zoals ”Combat de la mort et de la vie””.