Landmacht laat Bosnië aan lot over
Defensie stuurt militairen naar de brandhaarden Irak en Afghanistan. Maar er zitten ook nog altijd 550 soldaten met het rood-wit-blauw op het camouflagepak in Bosnië. Een oude missie met nieuw elan. „Iedere dag uit eten verveelt.”
Adjudant Gerrit Bosch stuurt zijn zilvergrijze Nissan Terrano II-terreinwagen nauwkeurig over de stoffige wegen buiten Livno, een stad in het noordwesten van voormalig Joegoslavië. Hij moet in het spoor blijven. „Links en rechts van de weg kunnen mijnen liggen.”
In een zwaar vervallen dorpje houdt Bosch halt. Een oude vrouw, helemaal in het zwart gekleed, komt onmiddellijk uit haar huisje en brabbelt tandeloos voor zich uit. „Buiten haar woont hier bijna niemand. Er is hier geen elektra en geen water. Als dat terugkomt, wordt het dorp weer leefbaar, komen ook jongeren terug. Maar dat moeten de mensen zelf oppakken.”
De littekens van de burgeroorlog zijn in Bosnië nog lang niet uitgewist. Verlaten dorpen, beschadigde huizen, gekrenkte zielen. De internationale troepenmacht SFOR, in het land sinds 1995, moet de „smeulende ondergrondse veenbrand” in de gaten houden.
Maar niet meer met tanks en zwaarbewapende soldaten in de straten. Ook de tijden dat SFOR zelf de handen uit de mouwen stak, zijn voorbij. Bosch: „Voorheen kwamen we hier als Sinterklaas geld en goederen uitdelen. Dat is over.”
De Koninklijke Landmacht -al meer dan tien jaar met militairen aanwezig in Bosnië- gooit het over een andere boeg. Niet meer ruim duizend soldaten op immense kampen, maar acht tot tien soldaten in ’gewone’ huizen tussen de lokale bevolking.
Niet meer eten uit de veldkeuken, maar verplicht iedere dag naar een ander restaurant. Dat hoort bij het optreden van het Liaison and Observation Team (LOT), waarvan de landmacht er vier in het gebied heeft.
En dus krijgen ritmeester Robert Polman Tuin en de zeven andere militairen van het LOT-team in Livno iedere avond in de stad schalen vol schaap en rund voorgezet. „Ze eten hier vlees, vlees en nog eens vlees.”
Er zijn militairen die er schoon genoeg van hebben. Polman Tuin herkent de klachten. „De lokale bevolking eet twee keer per dag warm. Dat is voor ons te veel van het goede. We hebben met een restaurantje afgesproken dat ze ons ’s avonds een broodje gezond serveren.”
Het LOT-pand in Livno kan zo in de catalogus van een huizenverhuurder voor de zomervakantie. Een lokale oma zorgt voor was en schoonmaak. „Het is net een studentenhuis.”
Iedere dag trekken de militairen eropuit. Naar de baas van de politie, naar scholen, naar kerken, naar de inwoners van de stad en omliggende dorpjes. „We zijn de thermometer in de samenleving”, zegt Polman Tuin.
Het mes van LOT snijdt aan twee kanten. De inkrimpende landmacht kan de militairen elders ter wereld inzetten en de soldaten die in Bosnië zijn staan dichter bij de bevolking. De ritmeester vindt dat de Nederlandse landmacht trots mag zijn. „Het is misschien minder militair wat we doen maar wel meer flexibel. Zittend en etend krijg je informatie.”
Ooit moet Bosnië het kunnen doen zonder buitenlandse militairen. Maar dat kan nog jaren duren. „LOT is een concept op weg naar de integratie van het land in Europa”, meent luitenant-kolonel René Daalman, commandant van de vier teams. „Eén ding moet duidelijk zijn: de toestand van het land is hun probleem, niet mijn probleem.”
Nederlandse militairen begeleiden de lokale politie, laten opgeleide mensen zelf naar mijnen prikken en helpen scholen om gelden van hulporganisaties aan te boren. „We doen het samen met hen, maar zij zijn verantwoordelijk.” Om het met een dubbele bodem te zeggen: De landmacht laat Bosnië aan zijn lot over.
Het concept is goed, maar de toekomst onzeker. Als de NAVO op 31 december haar handen aftrekt van Bosnië, mag de Europese Unie het stokje overnemen. Op verschillende hoofdkwartieren geeft dat nu al kopzorgen. Europa blinkt niet uit in gezamenlijk militair optreden. Nederland is bereid weer mee te doen.
Overste Daalman probeert andere landen te interesseren voor een rol in Bosnië. Bijvoorbeeld Zwitserland. „Een LOT-team kost 30.000 euro per maand. Voor dat bedrag sta je op de internationale politieke agenda.”
De omgeving van Livno is net een plaatje uit een vakantiefolder. Bergen met witbesneeuwde toppen, uitgestrekte bossen en een snelstromend riviertje. Bosch heeft er na enkele weken in het gebied geen oog meer voor. „We boeken vooruitgang”, zegt de adjudant terwijl hij de Nissan weer start. „Waar de eindstreep ligt weet niemand.”