Nieuwe fase in zaak om Chinese monnikmummie
Voor de rechtbank in Amsterdam ontrolt zich vrijdagmiddag een nieuwe fase in de al lang lopende kwestie om het duizend jaar oude Chinese Boeddhabeeld met daarin een gemummificeerde monnik. Het dorpje YangChun wil het beeld nog steeds dolgraag terug van een Nederlandse verzamelaar en gaat zich nu, onder meer, tijdens de zitting beroepen op de Wet op de Lijkbezorging.
Volgens de raadsman van de Chinezen, Jan Holthuis, mag iemand volgens die wet geen lijk ‘in eigendom hebben’ en een lijk is een lijk als de identiteit ervan bekend is, zoals bij de monnik. Anders is er sprake van overblijfselen. Familie kan een lichaam wel vorderen. Het dorp staat op het standpunt dat het zelf wel recht heeft op het beeld, omdat het dit tot eind vorige eeuw heeft beheerd in een familietempel.
De monnik deed tijdens zijn leven veel goed werk, maar zou daarna ook van invloed zijn geweest. Voor het dorpje is het beeld daarom razend belangrijk.
Het beeld werd in 1995 gestolen. De collectionneur kocht het van iemand uit Hongkong, waar destijds volgens Holthuis veel kunst van dubieuze herkomst werd verhandeld. De verzamelaar had dit volgens hem moeten weten en navraag moeten doen.
De advocaat van de verzamelaar wil geen mededelingen doen. Volgens Holthuis zegt de collectionneur dat hij destijds een ander beeld heeft aangeschaft dan dat uit YangChun. Inmiddels zou hij het ook nog eens hebben overgedaan aan een onbekende derde. Volgens Holthuis is hier vermoedelijk ‘paulianeus’ gehandeld, wat betekent dat het beeld ten onrechte is ‘weggemaakt’ om aan de tegenpartij te ontsnappen.