Tomas Halik overspeelt zijn hand in ”Ik wil dat jij bent”
Tomas Halik is een opmerkelijke verschijning en een charismatische schrijver en theoloog. Opgegroeid in communistisch Tsjechië bekeerde hij zich op zijn 18e tot het christelijk geloof. Op 30-jarige leeftijd werd hij heimelijk tot priester gewijd.
Na de Wende (1989/1990) werd hij adviseur van president Vaclav Havel en van paus Johannes Paulus II. Het aantal posities dat hij bekleedde was hoog en het aantal boeken, waaronder bekroonde, groot.
Intussen hebben de boeken van Tomas Halik zich een vaste plaats verworven in Nederland. ”Geduld met God” en ”De nacht van de biechtvader” worden in brede kring gelezen. Velen zijn er diep door geraakt. Nu volgt er een derde boek van Halik: ”Ik wil dat jij bent”, over de God van liefde, vertaling van het Tsjechische origineel dat in 2012 verscheen. Waar in de eerste twee boeken vooral geloof en hoop centraal stonden, is in dit boek dus de liefde het thema.
Halik heeft een bijzondere bediening voor atheïsten. Ook in dit boek komt dit uit. Hoewel het boek wat springerig is geschreven en soms wat geduld vraagt van de lezer, is het duidelijk dat een doel van het boek is om atheïsten over hun vooroordelen over het christelijk geloof te helpen door een herinterpretatie ervan.
Halik stelt dat het niet gaat om de vraag of God bestaat, maar of ik wil dat God bestaat. Hij wil verlangen aanboren, want zonder dit verlangen wordt God banaal. Die banaliteit staat een echte ontmoeting met God in de weg. Voor Halik verschijnt God alleen in het kader van een diep menselijk verlangen.
Diepste kern
Parallel daaraan plaatst Halik God in het kader van de liefde. Liefde is per definitie zelfoverstijging. „God is de diepte die wij binnengaan wanneer wij onszelf in de liefde overstijgen.” De liefde tot God is zo een soort diepste kern van de liefde tot de naaste. Volgens Halik is dat nu precies wat Jezus ons heeft geleerd. Hij heeft de liefde tot God verbonden aan de naaste, ja, die liefde tot God is er in de liefde tot de naaste. De liefde wordt zo ge-aard. We hebben dan lief ”in God”.
Jezus is de deur, dat wil zeggen: het medium waardoor God transparant wordt. God wordt weer transparant als de grond van de liefde. Die liefde is een gevecht tegen het narcistische ego, tegen de vijandbeelden die we van anderen hebben en tegen de cultuur van het bezitten en van de begeerte. Volgens Halik kan de boodschap van het christendom samen worden gevat met: ”pleeg geen moord” en de opdracht lief te hebben en te vergeven. Of nog korter: God gebeurt, daar waar we liefhebben.
Twee mijlen
De weg die Halik gaat, hoe gepassioneerd ook naar voren gebracht, is niet nieuw, al wordt het door velen zo opgevat en begroet. Hij moet geplaatst worden naast de vele pogingen om een niet-kerkelijke taal te vinden voor het Evangelie. Regelmatig moest ik aan Rudolf Bultmann, Paul Tillich en aan een viertal gevangenisbrieven van Bonhoeffer denken.
Als speciale bediening om toegang te vinden tot het hart en het hoofd van agnosten en atheïsten verdient Halik zeker bewondering. Twee mijlen gaan met een bepaalde van het Evangelie vervreemde doelgroep kan een evangelisch gebod zijn. Dat Halik dit doet is tot zegen geweest van velen.
Halik wil echter meer. Hij beoogt een herinterpretatie van het Evangelie voor de kerk van nu. Daarin schiet het boek mijns inziens echter tekort.
In de eerste plaats stel ik vraagtekens bij de kruistocht van Halik tegen de ”banale god”. Kennelijk leidt het geloof van gewone gelovigen die dit met de paplepel ingegoten kregen tot deze ”banale god”. Met ergernis schrijft Halik over de „emotie van het kwelen van religieuze liederen”, „fundamentalistische ballast”, mensen die „gesetteld” zijn in traditionele vormen van religie, ”christen-zijn”.
In plaats daarvan gaat het er volgens Halik om zekerheden los te laten en de zoektocht te hervatten, over grenzen te gaan, weten dat je niet weet, ”christen-worden” enzovoorts. Dat klinkt mij én te elitair, én te veel als project voor gesettelde (post)modernen. Geloven ”gewone gelovigen” trouwens echt dat God bestaat zoals een boom, een roos of een vis? Iets meer „geduld met gewone gelovigen” die elke dag al op water lopen en daarom daar niet toe hoeven te worden uitgenodigd, zou op zijn plaats zijn.
Volwassen
In de tweede plaats schetst Halik een oppervlakkig beeld van de traditie van de christelijke theologie en filosofie. Hij pikt er hier en daar een ”bon mot” uit (de titel is een „aan Augustinus toegeschreven uitspraak” die in het oeuvre echter niet is gevonden), een graankorreltje Johannes van het Kruis, Eckhart, Pascal, Kierkegaard, maar Halik kent deze bronnen slechts oppervlakkig. In feite kiest hij voor één aspect van de zogenaamde „negatieve theologie” van mystieke auteurs, dat dan ook nog eens los wordt gemaakt van hun hele geloofservaring. Die slordigheid met de bronnen kan wellicht verklaard worden vanwege Haliks opvatting dat het christendom nu pas aan zijn volwassenwording toe is, die bereikt wordt in de dialoog met het humanisme.
In de derde plaats: Haliks theologie zoals hiervoor kort uiteengezet is te veel een reductietheologie. God is als Zelf ”handelende” niet meer voorstelbaar. God is zozeer ”geheim” dat elk woord over Hem het etiket ”banaal” krijgt. Dat alles lijkt bevrijdend: je bent nu van karrenvrachten belastend materiaal af, maar de kick die dat geeft is tijdelijk. God als eigen voorwerp van liefde, en God als ”zelf” in liefde handelend, lost op in een discours voor elitaire ingewijden. Dan heb ik nog liever de ”banale god”.
Halik overspeelt in dit boek zijn hand. Een hand die hij eerder tot zegen heeft uitgestrekt naar velen en die hij naar ik hoop zal blijven uitsteken.
Boekgegevens
”Ik wil dat jij bent”, Tomas Halik; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2017; ISBN 978 90 239 7159 7; 191 blz.; € 16,99.