Eertijds en nu
Johannes 3:3
„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
Door de natuurlijke geboorte zijn wij kinderen der verkeerdheden (2 Kronieken 17:9) en verdervende kinderen (Jesaja 1:4). Een krom en een verdraaid geslacht (Filippenzen 2:15). Mensen moeten tot de eerste rechtheid waarin men geschapen was (Prediker 7:29) gebracht worden.
Dit is dat werk dat de Zaligmaker hier aan Nicodémus voorstelt, waardoor men vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld van Degene, Die hem geschapen heeft (Kolossenzen 3:10).
Daardoor wordt een mens een nieuw schepsel. Paulus zegt (2 Korinthe 5:17): „Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.”
Wat de ziel betreft, daarvan leert de apostel (Efeze 4:23, 24) dat men door de wedergeboorte vernieuwd wordt in de geest des gemoeds en de nieuwe mens aandoet, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid, of in rechtvaardigheid en heiligheid der waarheid.
De Heere God alleen kan gemeenschap hebben met de mens die overeenkomt met Zijn beeld. Dat beeld heeft de mens in Adams val verloren. Het wordt door deze nieuwe geboorte weer opgehaald, verhelderd, en al de machten van de ziel worden nieuw, dat wil zeggen: vernieuwd. Want de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn (1 Korinthe 2:14).
Nicolaas Simons van Leeuwarden, lekentheoloog te Amsterdam
(”De wedergeboren christen”, 1718)